In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [Naam B.V.] B.V. en het UWV over de toekenning van een ZW-uitkering aan een ex-werknemer. Het UWV had in een primair besluit van 20 februari 2019 vastgesteld dat de ex-werknemer recht had op een ZW-uitkering, maar dit werd door de eiseres betwist. Eiseres stelde dat de ex-werknemer niet geschikt was voor zijn werk als operator vanwege onregelmatige werktijden en dat de ZW-uitkering pas per 1 oktober 2018 in kon gaan, omdat het dienstverband pas op die datum was beëindigd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ex-werknemer op 20 augustus 2018 uitviel en dat het UWV terecht de ingangsdatum van de ZW-uitkering op 1 oktober 2018 heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsmaatstaf de functie van operator was en dat de ex-werknemer op goede gronden als arbeidsongeschikt was aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.