Op 8 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster bezwaar maakte tegen een besluit van de burgemeester van Bergen op Zoom. Dit besluit betrof de sluiting van haar woning voor de duur van twee maanden, naar aanleiding van de vondst van 27,9 kg hennep in de woning op 22 april 2020. Verzoekster, die de woning huurt van woningcorporatie Stadlander, heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening is dat de sluiting niet gerechtvaardigd is. Tijdens de zitting op 25 augustus 2020 was verzoekster aanwezig, samen met haar gemachtigde, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door D. Viedeler.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen het wettelijk kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Opiumwet betrokken. Hij heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid softdrugs. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij niet verantwoordelijk is voor de drugs in de woning, omdat zij op het moment van de vondst bij een vriendin verbleef. Daarnaast heeft zij psychische problemen en is stabiliteit essentieel voor haar behandeling. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot sluiting van de woning, omdat de belangen van handhaving van de Opiumwet zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van verzoekster.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de burgemeester de sluiting heeft opgelegd in overeenstemming met het Damoclesbeleid en dat de belangenafweging die de burgemeester heeft gemaakt, voldoende is gemotiveerd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.