In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis. Eiser ontving sinds 1 juli 2017 een bijstandsuitkering, maar zijn uitkering werd per 25 september 2018 ingetrokken vanwege schending van de inlichtingenplicht. Het college had eiser verzocht om bankafschriften van de rekening van zijn minderjarige zoon, maar eiser voldeed hier niet aan. Eiser stelde dat de rekening op naam van zijn zoon stond en dat hij geen toegang had tot de middelen op die rekening. Het college vorderde ook een bedrag van € 1.195,87 terug wegens teveel betaalde uitkering.
Daarnaast legde het college een bestuurlijke boete op van € 597,94 wegens dezelfde schending van de inlichtingenplicht. Eiser betwistte de intrekking van de uitkering en de boete, en voerde aan dat hij niet in staat was om de boete te betalen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht de bijstandsuitkering had ingetrokken en de boete had opgelegd, omdat eiser niet had aangetoond dat hij niet over de middelen kon beschikken en geen verifieerbare financiële gegevens had overgelegd. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en er was geen reden voor proceskostenveroordeling.