ECLI:NL:RBZWB:2022:5850
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de bestuurlijke boete voor niet tijdig voldoen aan de inburgeringsplicht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 oktober 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Ergec, heeft beroep ingesteld tegen een bestuurlijke boete van € 1.250,- die haar was opgelegd wegens het niet tijdig voldoen aan de inburgeringsplicht. De rechtbank heeft de zaak op 14 juli 2022 behandeld, waarbij de minister niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres inburgeringsplichtig was en dat zij niet binnen de gestelde termijn aan deze verplichting heeft voldaan. Eiseres heeft aangevoerd dat haar bijzondere omstandigheden, zoals medische problemen binnen haar gezin, haar hebben belet om tijdig te voldoen aan de inburgeringsplicht. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht de boete heeft opgelegd, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij alles heeft gedaan om de overschrijding van de termijn te voorkomen. De rechtbank concludeert dat de minister de boete in overeenstemming met het beleid heeft vastgesteld en dat er geen aanleiding is om de boete te matigen of af te zien van oplegging. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.