In deze zaak heeft eiseres, de moeder van een kind met ADHD en autisme, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres heeft op 11 februari 2022 beroep ingesteld tegen een niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor jeugdhulp, geregistreerd onder zaaknummer BRE 22/919. Daarnaast heeft zij op 26 juli 2022 beroep ingesteld tegen een ander niet tijdig beslissen, geregistreerd onder zaaknummer BRE 22/3691. De rechtbank heeft beide beroepen op 21 oktober 2022 behandeld, waarbij alleen eiseres aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat het college op 11 april 2022 alsnog heeft beslist op het bezwaar van eiseres, waardoor het beroep tegen het niet tijdig beslissen op dat bezwaar niet-ontvankelijk is. Eiseres heeft echter nog wel belang bij haar beroep gericht op de dwangsom. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn voor het college rechtsgeldig is verdaagd, waardoor de dwangsom niet kan worden vastgesteld. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de brede hulpvraag van het kind wordt eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres per e-mail heeft aangegeven dat het dossier kan worden gesloten.
De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat eiseres dit niet voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank concludeert dat het college niet in gebreke is gebleven en dat de hulpvraag van het kind niet meer aan de orde is, aangezien eiseres heeft aangegeven dat het dossier kan worden afgesloten. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 2 december 2022.