5.1.1Terugkomen voor het verleden
De rechtbank stelt vast dat het UWV in dit geval, met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb de herhaalde aanvraag heeft afgewezen. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB toetst de bestuursrechter, als een bestuursorgaan toepassing geeft aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en eventueel door het bestuursorgaan gevoerd beleid, of het bestuursorgaan zich terecht, en zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als de bestuursrechter tot het oordeel komt dat het bestuursorgaan zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, dan kan dat de afwijzing van de aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit in beginsel dragen. De bestuursrechter kan echter aan de hand van de beroepsgronden niettemin tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
Nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
Allereerst wordt in het kader van de beoordeling of voor het verleden moet worden teruggekomen op het besluit van 10 september 2014 beoordeeld of er sprake is van nieuwe feiten
of omstandigheden (zogenaamde nova).
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Het ligt op de weg van de verzoeker om terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden te stellen en aan te tonen.
In het besluit van 10 september 2014 hebben de verzekeringsartsen van het UWV de medische beperkingen van eiseres op haar 18e verjaardag en tevens op de datum van ingang van het potentiële recht op arbeidsondersteuning in 2014 beoordeeld. Hieruit volgt dat de periode voor toegenomen arbeidsongeschiktheid, die loopt vanaf de 18e verjaardag van eiseres tot en met vijf jaar daarna (de Amberperiode, op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de Wajong), onderdeel uitmaakt van het besluit van 10 september 2014.
Bij de beoordeling van een weigering om terug te komen op het eerder genomen besluit kan met de pas in beroep overgelegde gegevens geen rekening worden gehouden omdat die niet bij het UWV bekend waren ten tijde van het nemen van het bestreden besluit.Op grond hiervan kunnen de in beroep overgelegde medische stukken geen rol spelen bij de beoordeling om voor het verleden terug te komen op het besluit van 10 september 2014.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, omdat de gevolgen van haar aandoening Ehler Danlos onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling door het UWV. In bezwaar heeft eiseres daartoe medische stukken overgelegd van revalidatiearts [naam revalidatiearts] , ergotherapeut [naam ergotherapeut] , arts [naam arts] en een patiëntenfolder Ehler Danlos Syndromen.
De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b volgen in zijn stelling dat de in bezwaar overgelegde gegevens niet aangemerkt kunnen worden als nieuwe feiten. De stukken omschrijven het beloop van het functioneren van eiseres in 2021 en de aanvragen van hulpmiddelen (assistentiehond en vervoer) in 2019 en 2020. De omschreven medische diagnoses en beperkingen die zien op de 18e verjaardag waren al bekend tijdens de eerdere beoordeling in 2014 en zijn betrokken bij de beoordeling. De patiëntenfolder omschrijft de beperkingen die personen met het Ehler Danlos Syndroom kunnen ervaren. Daaruit kan niet worden afgeleid dat bij eiseres sprake is van deze beperkingen. De overgelegde stukken werpen geen nieuw licht op de medische situatie van eiseres op haar 18e verjaardag en in 2014. Er is dan ook geen aanleiding om te oordelen dat het UWV niet mocht weigeren terug te komen van het besluit van 10 september 2014 betreffende de beoordeling op 18-jarige leeftijd en per datum ingang van het potentiële recht op arbeidsondersteuning (eind 2014).
Ook de stelling van eiseres, dat haar medische situatie inmiddels ernstig is verslechterd, wat blijkt uit haar volledige arbeidsongeschiktheid in het kader van de toekenning van een WIA-uitkering in april 2019, kan haar niet baten. Een eventuele verslechtering van de medische situatie van eiseres ná 2009 (meer dan vijf jaar na haar 18e verjaardag) is niet relevant voor dit geding, omdat daaraan geen recht op een Wajong-uitkering kan worden ontleend.
Evident onredelijk bestreden besluit
Vervolgens wordt in het kader van de beoordeling of voor het verleden moet worden teruggekomen op het besluit van 10 september 2014 beoordeeld of er sprake is van een
evident onredelijk bestreden besluit.
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van evidente onredelijkheid gaat het niet om de vraag of het oorspronkelijke besluit evident onredelijk is, maar of het niet terugkomen van dat besluit evident onredelijk is.Daarbij kunnen de door eiseres in beroep overgelegde stukken wel worden betrokken. Uit deze stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank weliswaar dat eiseres veel klachten ervaart, maar niet dat sprake is van nieuwe diagnoses of beperkingen rond de 18e verjaardag van eiseres waar bij de eerdere beoordeling geen rekening mee was gehouden. In hetgeen door eiseres is aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, inhoudende de weigering om terug te komen van het besluit van 10 september 2014, evident onredelijk is.