ECLI:NL:RBZWB:2023:2636

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2021 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen last onder bestuursdwang tot sluiten woning voor een maand op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster afgewezen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg om haar woning te sluiten voor de duur van één maand, omdat er in de woning een grote hoeveelheid softdrugs en harddrugs was aangetroffen. De burgemeester had op 10 maart 2023 besloten om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, na een doorzoeking door de politie op 4 oktober 2022, waarbij aanzienlijke hoeveelheden drugs en attributen die duiden op drugshandel waren gevonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de ernst van de overtredingen en de aanwezigheid van drugs in de woning. Verzoekster stelde dat zij geen weet had van de drugs, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat zij als huurder verantwoordelijk was voor wat er in haar woning gebeurde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning voor één maand niet onevenredig was in verhouding tot de ernst van de overtreding en de bescherming van de openbare orde. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en de bevoegdheden van de burgemeester in gevallen van drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2021 OPIUMW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekster], uit [woonplaats verzoekster], verzoekster

(gemachtigde: mr. R. el Bellaj),
en

De burgemeester van de gemeente Tilburg, de burgemeester

(gemachtigde: mr. A.M.J. van den Biggelaar).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam woningbouwvereniging] uit [vestigingsplaats woningbouwvereniging], derde-partij.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 10 maart 2023 van de burgemeester om de woning aan [adres verzoekster] in [woonplaats verzoekster] met ingang van 28 maart 2023 om 11.30 uur voor de duur van één maand te sluiten. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De burgemeester heeft medegedeeld dat het besluit wordt opgeschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoekster woont in de woning aan [adres verzoekster] in [woonplaats verzoekster] (hierna: de woning). Zij huurt deze woning van derde-partij.
2.1
Uit een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 oktober 2022 van de politie Zeeland-West-Brabant (hierna: de politie) blijkt dat de politie op die dag een persoon heeft gevolgd die verdacht werd van drugshandel. Deze persoon is de broer van verzoekster. Eén van de adressen waar deze persoon de auto stopte en is binnengegaan is de woning van verzoekster.
2.2
Uit een tweede op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 december 2022 blijkt dat de politie de woning in de avond van 4 oktober 2022 heeft doorzocht en daarbij de volgende hoeveelheden softdrugs en harddrugs aangetroffen:
- 2.225,9 gram hennep;
- 0,96 gram MDMA;
- 0,82 gram mefedron (4-MMC).
Hennep wordt genoemd in lijst II behorende bij de Opiumwet (softdrugs). MDMA en mefedron zijn stoffen die op lijst I van de Opiumwet staan (harddrugs).
In het proces-verbaal staat dat de woning is gelegen op de eerste verdieping van een portiekflat. De woning heeft één verdieping met een hal, slaapkamer, meterkast, voorraadkast, inloopkast, toilet, badkamer, woonkamer en keuken. Op de benedenverdieping van de flat bevinden zich bergingen. Iedere berging hoort bij een woning. Op de volgende plaatsen in de woning werden goederen aangetroffen en inbeslaggenomen:
Hal:
- in een tas hennepgruis in een zak.
Voorraadkast:
  • in een koffer hennepgruis en een gripzak;
  • een kartonnen doos met hennep;
  • in een koffer een hoeveelheid MDMA, mefedron en verschillende zakken met gripzakjes.
Woonkamer:
  • een tas onder de salontafel met daarin hennep;
  • op een kast in de woonkamer een bedrag van € 1.000,- in biljetten van € 20,-.
  • een telefoon van het merk Samsung.
Keuken:
- een zakje hennep op de koelkast.
Berging:
- een zak hennepgruis.
Van de totale hoeveelheid hennep werd veruit het grootste deel onder de salontafel aangetroffen.
2.3
De burgemeester heeft op 4 januari 2023 aan derde-partij en aan verzoekster het voornemen meegedeeld om een last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning op te leggen. De reden hiervoor is dat in de woning een grote handelshoeveelheid softdrugs en een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen. De burgemeester acht het gelet daarop, en gelet op de waarnemingen van de politie en de aan drugshandel te relateren attributen die in de woning zijn aangetroffen, aannemelijk dat de drugs in de woning aanwezig waren om te worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. De burgemeester acht zich bevoegd tot sluiting van de woning [1] en is voornemens om in overeenstemming met het door hem gehanteerde beleid [2] een sluiting van één maand te gelasten.
2.4
De (voormalige) gemachtigde van verzoekster heeft namens haar een zienswijze ingediend naar aanleiding van het voornemen van de burgemeester.
2.5
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester, onder weerlegging van de zienswijze, de sluiting van de woning gelast voor de duur van één maand.
2.6
Bij brief van 15 maart 2023 heeft derde-partij aan verzoekster medegedeeld dat zij de met verzoekster gesloten huurovereenkomst wil beëindigen. Als verzoekster niet zelf de huurovereenkomst opzegt, zal derde-partij een juridische procedure starten om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te vorderen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan?
4. Niet in geschil is dat de politie op 4 oktober 2022 in de woning een grote hoeveelheid softdrugs en een hoeveelheid harddrugs heeft aangetroffen. Daarnaast zijn aan drugshandel te relateren attributen in de woning aangetroffen (gripzakjes), en ook een grote hoeveelheid contant geld. Gelet hierop is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster aangegeven dat de bevoegdheid van de burgemeester niet wordt betwist.
Wat is het beleid van de burgemeester?
5. In het beleid van de burgemeester staat dat een woning in eigendom van een woningcorporatie voor één maand wordt gesloten wanneer hierin, of op het daarbij behorende perceel, meer dan 50 hennepplanten en/of een hoeveelheid softdrugs van meer dan 300 gram wordt aangetroffen. Voor handel in harddrugs geldt bij deze woningen dezelfde sluitingsperiode, tenzij een zeer grote handelshoeveelheid wordt aangetroffen; in dat geval volgt een langere sluitingsperiode. Dat is hier niet aan de orde. De burgemeester heeft conform zijn beleid besloten tot sluiting van één maand.
Mocht de burgemeester gebruik maken van zijn bevoegdheid?
6. Op grond van de artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan (in dit geval: de burgemeester) overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
6.1
Volgens vaste rechtspraak [3] van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), moet de burgemeester alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb. Bij die beoordeling dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van de woning evenredig is.
6.2
Bij de beoordeling of de burgemeester gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting dient de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in acht te worden genomen. Bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt een onderscheid gemaakt tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid.
Geschiktheid
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan sluiting van een woning een geschikt middel zijn om de doelen te bereiken die de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het tegengaan van drugshandel, het voorkomen van verdere overtredingen in of vanuit een pand, het wegnemen van risico’s voor omwonenden en het afgeven van een zichtbaar signaal aan de omgeving dat de burgemeester optreedt tegen drugscriminaliteit.
Dit laat onverlet dat woningsluiting een zeer ingrijpende maatregel is en dat niet tot sluiting mag worden overgegaan als dat gelet op de omstandigheden niet noodzakelijk en evenwichtig is. In dat geval zou de burgemeester in redelijkheid moeten afwijken van zijn beleid en met een minder ingrijpend middel, zoals een waarschuwing, moeten volstaan.
Noodzakelijkheid
8. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, zal de burgemeester – als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was – nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.
8.1
Ten aanzien van de beoordeling of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er op verschillende plaatsen in de woning softdrugs is aangetroffen, in totaal 2.225,9 gram hennep. Dit is een ruime overschrijding van de toegestane hoeveelheid van 5 gram en daarmee een handelshoeveelheid. Daarnaast zijn in de woning twee soorten harddrugs aangetroffen: 0,96 gram MDMA en 0,82 gram mefedron. Ook dit zijn overschrijdingen van de grens voor eigen gebruik van 0,5 gram.
Verder zijn in de woning gripzakjes aangetroffen die duiden op handel vanuit het pand en een grote hoeveelheid contant geld in coupures van € 20,-. Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is aannemelijk dat de drugs bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang oplevert bij sluiting, ook als geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [4] Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen drugs hoefde niet met een minder verstrekkende maatregel te worden volstaan ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. De burgemeester heeft daarbij mogen betrekken dat de woning is gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, omdat in de afgelopen jaren zes woningen in de omgeving van de woning zijn gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Ook heeft de burgemeester er belang aan mogen hechten dat de woning bij de politie in beeld is gekomen naar aanleiding van verdenkingen van drugshandel door de broer van verzoekster en door de politie gedane observaties. Het feit dat er sinds het aantreffen van de drugs (op 4 oktober 2022) inmiddels ruim zes maanden zijn verstreken maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet dat de noodzaak om de woning te sluiten nu niet meer zou bestaan.
Verwijtbaarheid
9. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat persoonlijke verwijtbaarheid is vereist voor het toepassen van een sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet en dat bij haar sprake is van het ontbreken van iedere verwijtbaarheid. Zij heeft absoluut geen weet gehad van de aanwezigheid van de drugs in haar woning. Op de dag van de doorzoeking lag verzoekster ziek in bed, nadat zij daarvoor een maand op vakantie is geweest naar de Dominicaanse Republiek. Zij overlegt vliegtickets waaruit blijkt dat zij van 27 augustus 2022 tot en met 23 september 2022 op vakantie is geweest. Verzoekster heeft een reservesleutel van haar woning bij haar moeder achtergelaten voor noodgevallen. Blijkbaar heeft haar broer, buiten haar medeweten en zonder haar toestemming, de sleutel van haar woning gepakt om daar drugs in op te slaan. Het is bij de burgemeester bekend en niet weersproken dat de aangetroffen drugs niet aan verzoekster toebehoorden. Het was haar broer die de drugs in de woning heeft opgeslagen toen verzoekster ziek op bed lag.
Daar komt bij dat de drugs niet lang in de woning aanwezig is geweest. Dit kan slechts enkele minuten zijn geweest. Volgens verzoekster stelt de burgemeester ten onrechte dat dit niet aannemelijk is, omdat de drugs in de woning (en de berging) lagen verspreid. Het betreft een kleine woning met slechts één verdieping, waar de drugs binnen twee minuten kunnen zijn neergelegd. In de berging komt verzoekster zelden, dus ook daar kan makkelijk iets zijn geplaatst zonder haar medeweten.
Ook betwist verzoekster uitdrukkelijk dat zij een risico zou hebben genomen omdat meerdere personen een sleutel van de woning zouden hebben. Dat verzoekster had kunnen of moeten weten dat er drugs in haar woning aanwezig waren wordt ook betwist. Verzoekster ging er niet vanuit dat de huissleutel zou worden misbruikt voor strafbare feiten. Zij wijst op de rechtspraak [5] van de ABRvS waaruit volgt dat het ontbreken van betrokkenheid bij de overtreding het afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden kan maken dat de burgemeester in redelijkheid geen gebruik kan maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten. Daarnaast wijst verzoekster op een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 februari 2021 [6] en op een uitspraak van deze rechtbank van 17 maart 2021 [7] . Gelet op die uitspraken heeft de burgemeester zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat bij verzoekster geen sprake is van het ontbreken van iedere verwijtbaarheid. Ook in haar geval kan niet worden vastgesteld dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs en kan haar geen verwijt worden gemaakt. Ook kan niet worden vastgesteld dat zij daarvan op de hoogte had moeten/kunnen zijn.
9.1
Uit de rechtspraak volgt dat bij de beoordeling of de sanctie voldoende is afgestemd op de concrete situatie, verschillende omstandigheden van belang zijn zoals de mate van verwijtbaarheid. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik mag maken. Een (hoofd)bewoner kan bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Wel wordt van de (hoofd)bewoner verlangd dat hij toezicht uitoefent op wat er in de woning gebeurt. Daarbij past de kanttekening dat er wel grenzen zijn aan het toezicht dat redelijkerwijs mag worden verwacht van de ene bewoner op de andere, mede afhankelijk van de woonsituatie. De burgemeester zal, indien hij van zijn bevoegdheid tot sluiting van een woning gebruik maakt, deugdelijk moeten motiveren welk verwijt de (hoofd)bewoner die door de sluiting wordt getroffen, wordt gemaakt.
9.2
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan verzoekster wel een verwijt worden gemaakt. Hoewel ook de burgemeester erkent dat niet valt uit te sluiten dat het die dag is gegaan zoals verzoekster beschrijft, betekent dat niet dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt. In dat verband is van belang dat verzoekster als huurder en enige bewoner verantwoordelijk is voor wat zich in de woning afspeelt. [8] Zij was die dag thuis en had kunnen en moeten merken dat iemand zich toegang tot haar woning verschafte zonder haar toestemming. Daarnaast waren de drugs niet alleen op verschillende plekken in de woning aanwezig, maar ook duidelijk zichtbaar. Verzoekster had de drugs kunnen en moeten opmerken, zoals ook de politie die heeft opgemerkt. De situatie van verzoekster is dus niet hetzelfde als in de door haar gemachtigde aangehaalde uitspraken. De verklaring van verzoekster dat de drugs van haar van drugshandel verdachte broer zijn, vindt de voorzieningenrechter niet ongeloofwaardig, maar dan nog ontslaat dit verzoekster niet van haar verantwoordelijkheid om een dergelijk ernstige overtreding van de Opiumwet in haar woning te voorkomen. Een relatief korte sluitingsperiode voor de duur van één maand vindt de voorzieningenrechter in dit geval niet onevenwichtig in verhouding met de mate van verwijtbaarheid van verzoekster.
Gevolgen van de sluiting
10. Uit de rechtspraak volgt dat bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet ook de gevolgen daarvan moeten worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, kunnen gevolgen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden. In dat kader dient ook betekenis te worden toegekend aan de vraag of de huurder door sluiting van de woning op een zogenoemde zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie, als gevolg waarvan deze huurder - al dan niet voor een bepaalde periode - geen andere sociale huurwoning in de regio toegewezen krijgt.
10.1
Verzoekster wijst op de volgende persoonlijke omstandigheden: het ontbreken van verwijtbaarheid en haar goede reputatie; zij is nooit in aanraking geweest met politie/justitie. Verzoekster heeft een moeilijke periode gehad, waarbij zij een aantal jaren bij de daklozenopvang van Traverse heeft verbleven. Zij had te kampen met psychische problemen en financiële problemen. Zij heeft hard moeten werken om uiteindelijk een eigen woning te bemachtigen en haar schulden af te lossen. Verzoekster beschikt niet over de financiële middelen om tijdelijke woonruimte te betalen en moet ook huur blijven betalen voor de woning tijdens de sluiting. Zij kan niet bij familie of vrienden terecht. Bovendien is de kat van verzoekster recent bevallen van babykatjes, waarvoor zij nog geen nieuwe eigenaren heeft gevonden. De woningbouwvereniging heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruimingsprocedure aangekondigd en verzoekster zal op de zwarte lijst komen te staan.
10.2
De burgemeester stelt dat het inherent is aan de sluiting van een woning dat een bewoner die (tijdelijk) moet verlaten. Dit is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid.
Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische reden. Daarvan is hier geen sprake. De burgemeester stelt dat verzoekster zegt dat er geen alternatieve tijdelijke huisvestingsmogelijkheid is, maar dat zij dat niet heeft toegelicht. De burgemeester heeft verzoekster verzocht om een compleet beeld te verschaffen van haar persoonlijke situatie en deze te onderbouwen met stukken. Dit heeft zij niet gedaan. Het is de burgemeester daarom niet gebleken of er een alternatief is, zoals bijvoorbeeld een kamer, een vakantiepark of tijdelijk bij familie of vrienden. Ook is niet bekend of verzoekster heeft geïnformeerd bij Traverse. Volgens de burgemeester valt verzoekster een verwijt te maken en is zij zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. Zij heeft geen afdwingbaar recht op een tijdelijk vervangende woning door de gemeente. Er zijn geen onschuldige medebewoners die getroffen worden door de sluiting, zoals minderjarige kinderen. Voor huisdieren moet verzoekster zelf een oplossing zoeken via haar eigen netwerk. Ook de ontbinding van de huurovereenkomst en mogelijke plaatsing op een zwarte lijst, heeft de burgemeester bij zijn belangenafweging betrokken. Deze factoren maken voor hem niet dat de sluiting onevenredig is, gelet op de ernstige overtreding van de Opiumwet die de sluiting noodzakelijk maakt, de verwijtbaarheid van de overtreding, en het feit dat er geen onschuldige medebewoners zijn.
10.3
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de persoonlijke omstandigheden van verzoekster voldoende in zijn belangenafweging betrokken. Er is niet gebleken van een bijzondere binding aan de woning en dus geen reden waarom verzoekster niet voor een relatief korte periode van één maand elders zou kunnen verblijven. Ter zitting heeft verzoekster aangegeven dat zij hier wel over heeft nagedacht, maar dat zij nog geen besluit heeft genomen. Zij wil niet naar haar moeder, omdat haar broertje daar woont en haar vriendinnen hebben allemaal gezinnen. Zij weet echter al vanaf de datum van het voornemen (4 januari 2023) dat de burgemeester de woning wil gaan sluiten, dus zij had hier wel actie op moeten ondernemen. Niet is gebleken dat verzoekster tevergeefs andere woonruimte (bijvoorbeeld een kamer of vakantiepark) heeft gezocht of bij Traverse heeft geïnformeerd. Dat zij niet beschikt over financiële middelen, heeft verzoekster niet onderbouwd met stukken.
Verzoekster kan wellicht niet terug naar de woning na de sluiting van een maand, omdat de derde-partij de huurovereenkomst wil beëindigen. Mogelijk riskeert zij ook plaatsing op een zwarte lijst, waardoor zij voorlopig niet meer in aanmerking komt voor een huurwoning. De voorzieningenrechter begrijpt dat deze omstandigheden de situatie voor verzoekster extra zuur maken, maar ook deze omstandigheden maken naar zijn oordeel niet dat de sluiting van de woning voor de duur van één maand in deze situatie onevenredig is in verhouding met de daarmee te dienen zwaarwegende algemene belangen van bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning gesloten mag worden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 19 april 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet, gelezen in samenhang met lijst I en II bij de Opiumwet.
2.Beleidsregels artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid), laatst gewijzigd op 22 oktober 2021 en gepubliceerd op 11 november 2021.
3.Zie de uitspraken van de ABRvS van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS: 2019:2912), 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285) en 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1916).
4.ABRvS 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:277.
5.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
8.ABRvS 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2879.