ECLI:NL:RBZWB:2023:7090

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2825
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de WIA na beëindiging van de uitkering door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.G. Hage, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. N. Regragui. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering per 7 februari 2021 te beëindigen, omdat zij op 18 september 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiseres beoordeeld, waarbij zij de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV heeft onderzocht. Eiseres stelde dat haar medische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling en dat zij meer arbeidsongeschikt was dan het UWV had vastgesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de arbeidsongeschiktheid van eiseres. De verzekeringsarts B&B heeft de medische situatie van eiseres in haar rapporten voldoende gemotiveerd en de rechtbank heeft geen reden gezien om aan de juistheid van deze rapporten te twijfelen. Eiseres had geen recht op een IVA-uitkering, omdat zij niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het UWV vernietigd, het primaire besluit herroepen en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 55,39% per 18 september 2020. Eiseres heeft recht op proceskostenvergoeding, die door de rechtbank is vastgesteld op € 3.286,50, en het UWV moet het griffierecht van € 49,- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2825

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

( gemachtigde: mr. J.G. Hage ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
( gemachtigde: mr. N. Regragui ).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[werkgever], gevestigd in [plaats 2] , derde partij (hierna: werkgever).

Inleiding

Het UWV heeft met het besluit van 6 december 2020 (het primaire besluit) de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres beëindigd per 7 februari 2021, omdat zij op 18 september 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij het primaire besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 25 mei 2021.
Het UWV heeft op het beroep en op vragen van de rechtbank gereageerd met een verweerschrift, rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 4 en 8 mei 2023 en 17 augustus 2023 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 22 augustus 2023.
De werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij niet bij de zitting aanwezig zal zijn, maar wel op de hoogte wenst te worden gehouden van de procedure. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar werkgever. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
De rechtbank heeft het beroep met behulp van een beeldverbinding op de zitting van 21 september 2023 gevoegd behandeld met de zaak BRE 22/5024. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
Na de zitting heeft de rechtbank het beroep gesplitst van de zaak BRE 22/5024 en wordt separaat uitspraak gedaan.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als wijkverzorgende. Zij heeft zich op 9 juni 2014 ziekgemeld voor dit werk. Sinds 6 juni 2016 ontvangt eiseres een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
2. Het UWV heeft op verzoek van de werkgever een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV heeft in het bestreden besluit beslist dat eiseres per 7 februari 2021 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat zij op 18 september 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Na medisch en arbeidskundig onderzoek in beroep heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid in een brief van 22 augustus 2023 vastgesteld op 55,39%.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 24 mei 2021. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 december 2020. Het UWV heeft ter zitting toegelicht dat de medische grondslag van de brief van 22 augustus 2023 is gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts B&B van 13 september 2022 en 17 augustus 2023. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de FML van 17 augustus 2023.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 4 december 2020. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van de brief van 22 augustus 2023 gebaseerd op het rapport van een arbeidskundige B&B van 22 augustus 2023.

Wat vindt eiseres

6
.Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij vindt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen en onvoldoende is gemotiveerd. Eiseres stelt dat de kern van de arbeidsongeschiktheid wordt gevormd door haar medische klacht. Deze medische klacht blijft volgens haar volstrekt onderbelicht in de overwegingen van het UWV. Eiseres acht zich gelet op haar klachten meer arbeidsongeschikt dan het UWV heeft aangenomen. Zij vindt dat de FML geen correct beeld geeft van haar belastbaarheid onder meer ten aanzien van het persoonlijk functioneren. Eiseres heeft goede en slechte dagen. Zij ervaart dat haar klachten zijn genegeerd in de FML en dat geen specifiek onderzoek is verricht naar haar medische klacht en de klachten die dat met zich meebrengt. Het UWV heeft haar alleen telefonisch gehoord. Van een specialistisch medisch onderzoek is niet gebleken. Er blijkt volgens haar ook niet van overwegingen aan de hand van bestaande richtlijnen. Het dossier doet verder vermoeden dat sprake is van een andere medische klacht die ten onrechte over het hoofd is gezien. Voorts staat in de kritische FML dat geen uitspraak is gedaan over de duurzaamheid van de arbeidsbeperking. Eiseres wijst er in dat verband op dat haar medische klacht niet geneest, wat een gegeven van algemene bekendheid is. Dat had kunnen worden vermeld door het UWV. Ook dat bevestigt volgens eiseres dat aan haar medische klacht voorbij is gegaan.
7. Ter onderbouwing van haar standpunten wijst eiseres op een citaat in het rapport van de verzekeringsarts B&B van 24 mei 2021. Ook geeft zij aan dat zij onder regelmatige controle staat bij haar behandelaar om bijtijds afwijkingen te kunnen signaleren. Uit het verslag van haar behandelaar blijken meerdere klachten en beperkingen, voornamelijk ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. Eiseres stelt dat dit haaks staat op de bevindingen in de FML waarin is vastgesteld dat zij zes uur kan werken gedurende 30 uur per week. Gelet op de situatie van eiseres leidt dit juist tot disfunctioneren en daarmee tot arbeidsongeschiktheid. Dat laatste is bovendien structureel daar haar medische klacht structureel is. Eiseres vindt dat onvoldoende wordt gemotiveerd waarom zij zes uur per dag en 30 uur per week kan werken, terwijl haar behandelaar voornoemd disfunctioneren daar tegenover stelt. Eiseres acht zich 100% arbeidsongeschikt en vindt dat zij recht heeft op een passende WIA-uitkering dan wel een IVA-uitkering. Eiseres verwijst verder naar een promotieonderzoek uit 2019 dat ziet op de medische klacht waar zij mee kampt. Mede op basis van dit onderzoek verzoekt eiseres om te bepalen dat zij wordt onderzocht door een (verzekerings)arts met specifieke kennis van haar medische klacht.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 55,39% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Zij heeft eiseres gesproken tijdens een telefonische hoorzitting en de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in haar beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
10. Vast staat dat eiseres zowel in de primaire fase als in de bezwaarfase niet op een fysiek spreekuur is onderzocht door een geregistreerde verzekeringsarts. Naar het oordeel van de rechtbank maakt dit het medisch onderzoek niet onzorgvuldig. De verzekeringsarts B&B heeft in de rapporten van 24 mei 2021 en 4 mei 2023 voldoende gemotiveerd dat in het geval van eiseres van een fysiek spreekuur in bezwaar kon worden afgezien. De verzekeringsarts B&B heeft toegelicht dat gelet op de aard van de klachten van eiseres er geen aanleiding was voor een fysiek spreekuur en een fysiek spreekuur geen toegevoegde waarde had.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in het rapport van 17 augustus 2023 op inhoudelijke overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking de overwegingen van de verzekeringsarts B&B zoals deze zijn opgenomen in de rapporten van 13 september 2022, 4 mei 2023 en 8 mei 2023.
12. De verzekeringsarts B&B heeft voldoende gemotiveerd dat eiseres benutbare mogelijkheden heeft omdat zij niet voldoet aan één van de criteria genoemd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Bij eiseres is geen sprake van een opname, chronische bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid of onvermogen in persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts B&B acht eiseres beperkt op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handelingen en werktijden. Er wordt een urenbeperking aangenomen van gemiddeld zes uur per dag en gemiddeld 30 uur per week op energetische en preventieve gronden. De verzekeringsarts B&B heeft geconcludeerd dat deze aangenomen beperkingen, zoals opgenomen in de FML van 8 september 2021 en overgenomen in de FML van 17 augustus 2023 passend zijn bij de aard en de mate van de aandoeningen. Zij heeft gemotiveerd toegelicht dat hoewel eiseres meer beperkingen claimt vanwege de restklachten van haar medische klacht, uit de ontvangen medische informatie van de behandelaar blijkt dat er geen afwijkingen zijn bij onderzoek. Een forsere urenbeperking acht de verzekeringsarts B&B niet aan de orde op grond van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. In het rapport van 8 mei 2023 heeft zij nader toegelicht dat als rekening wordt gehouden met de gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid, een aanvullende urenbeperking op grond van energetische en preventieve gronden niet aan de orde is. Daarnaast blijkt dat eiseres een vrij actief en gevuld dagverhaal heeft. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
13. De stelling van eiseres dat de verzekeringsarts een richtlijn over haar medische klacht onvoldoende heeft betrokken bij haar beoordeling, slaagt niet. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 4 mei 2023 toegelicht dat richtlijnen algemene aanbevelingen geven en ervan kan worden afgeweken daar het op de betreffende patiënt moet zijn gericht. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verzekeringsarts B&B hierin niet te volgen. Zij neemt hierbij de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in aanmerking waaruit volgt dat verzekeringsgeneeskundige protocollen of richtlijnen slechts bedoeld zijn als hulpmiddel bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. [1] Een verzekeringsarts is niet gehouden de protocollen of richtlijnen puntsgewijs toe te passen of om daar expliciet naar te verwijzen in het rapport. Bepalend is welke medisch objectiveerbare beperkingen in het geval van eiseres uit het medisch onderzoek blijken. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in de rapporten van 4 mei 2023, 8 mei 2023, 13 september 2022 en 17 augustus 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie van de behandelaars die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen en dat er ook verder geen aanleiding is om verdergaande beperkingen aan te nemen.
14. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen, zoals vastgesteld in de FML van 17 augustus 2023. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft in het rapport van 22 augustus 2023 berekend dat eiseres met de middelste van de drie geduide functies 44,61% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 55,39% arbeidsongeschikt is.
IVA-uitkering
18. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij recht heeft op een IVA-uitkering. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering dient iemand volledig (80 tot 100%) en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiseres gedeeltelijk arbeidsgeschikt (35 tot 80%) is. Dat betekent dat eiseres niet kan voldoen aan de vereisten voor een IVA-uitkering. De rechtbank zal daarom de duurzaamheid van de beperkingen niet bespreken.

Conclusie en gevolgen

19. Met de gewijzigde motivering in beroep heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres gewijzigd vastgesteld op 55,39%. Dit betekent dat er een inkomenseis geldt. Uit rechtspraak van de CRvB [2] volgt dat wanneer het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt en daarmee een wijziging in de resterende verdiencapaciteit ontstaat, dit een wijziging van de rechtspositie van een betrokkene tot gevolg heeft. In zoverre is het bestreden besluit onrechtmatig. Daarom is het beroep gegrond en zal het bestreden besluit worden vernietigd. Het UWV heeft het gewijzigde arbeidsongeschiktheidspercentage en de gewijzigde motivering niet vastgelegd in een nieuwe beslissing op het bezwaar. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien [3] door het bezwaar gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en de mate van arbeidsongeschiktheid per 18 september 2020 vast te stellen op 55,39%. Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde bestreden besluit.
20. Het beroep van eiseres is gegrond. Dit betekent dat zij recht heeft op proceskostenvergoeding. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.286,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 597,-, met wegingsfactor 1; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke reactie op het rapport van de verzekeringsarts B&B van 17 augustus 2023 en het rapport van de arbeidsdeskundige B&B van 2 augustus 2023 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1). Ook moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit en stelt het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres per 18 september 2020 vast op 55,39%;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.286,50;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 11 oktober 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 16 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7873; 1 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1919 en 21 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1139.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 23 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4243.
3.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.