In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van haar WIA-uitkering door het UWV, alsook de opgelegde boete. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het UWV waarin haar WIA-uitkering over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021 werd herzien en een boete van € 1.332,- werd opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 augustus 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft herzien en het te veel uitgekeerde bedrag van € 6.113,94 heeft teruggevorderd. Eiseres had inkomsten uit de verkoop van werpkisten niet gemeld, wat in strijd is met haar inlichtingenplicht. De rechtbank stelt vast dat het UWV voldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres haar verplichtingen niet is nagekomen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het UWV voor zover daarin niet op het bezwaar tegen de herziening is beslist en verklaart het bezwaar ongegrond. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.
De rechtbank verklaart het beroep tegen de opgelegde boete ongegrond, omdat het UWV terecht een boete heeft opgelegd voor de schending van de inlichtingenplicht. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de boete. De rechtbank concludeert dat het UWV de herziening en terugvordering van de WIA-uitkering en de opgelegde boete terecht heeft uitgevoerd.