ECLI:NL:RBZWB:2024:4474
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verzuimboete opgelegd aan belanghebbende in het kader van de vennootschapsbelasting en de verplichting tot e-Herkenning
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende over het jaar 2019 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, met een belastbaar bedrag van nihil, en tegelijkertijd een verzuimboete van € 2.757. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 26 april 2024, waar belanghebbende en de inspecteur via videoverbinding aanwezig waren, werd het beroep behandeld. De rechtbank oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd, maar ziet aanleiding om deze te matigen tot € 2.481 vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Belanghebbende had verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens de lange duur van de procedure, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, aangezien de boete al was gematigd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en de verzuimboete wordt verminderd.