Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2024 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] ,
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
4 oktober 2005 tot en met 23 december 2020 en de terugvordering van de te veel aan materieel netto ten onrechte ontvangen bijstandsuitkering. De rechtbank doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
6 december 2022 herroepen in die zin dat het recht op bijstand van eisers wordt ingetrokken over de periode van 4 oktober 2005 tot en met 23 december 2020, en de terugvordering wordt beperkt tot een bedrag van € 122.366,35 als materieel netto ten onrechte ontvangen bijstand (over de periode van 4 oktober 2005 tot en met 10 november 2013).
.Ook hebben eisers het aankoopbedrag van de onroerende goederen niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd.
Na registratie van het tweede onroerend goed (gecombineerd woon- en bedrijfsgebouw) in 2012 dient volgens Werkplein het vermogen opnieuw te worden vastgesteld. Ten gunste van eisers gaat Werkplein daarbij uit van een (nieuw) vrij te laten vermogen van € 11.370,- in 2012. De waarde van het woon- en bedrijfsgebouw in [gemeente] bedraagt (gemiddeld) € 30.000,-, waardoor op 15 november 2012 het vrij te laten vermogen met € 18.630,- wordt overschreden. Werkplein vordert vanaf deze datum een bedrag van € 18.618,12 terug.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
ten tijde in geding):
(…)