In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaren. Eiseres had eerder beroep ingesteld na een uitspraak van 20 september 2023, waarin de rechtbank de Dienst Toeslagen had opgedragen om binnen acht weken op de bezwaren te beslissen. Eiseres stelt dat deze termijn is overschreden, wat aanleiding geeft voor haar beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, omdat de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd. De rechtbank wijst erop dat eiseres niet verplicht was om een ingebrekestelling te sturen, gezien de eerdere uitspraak waarin al een termijn was gesteld. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen op de bezwaren van eiseres. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de Dienst Toeslagen in gebreke blijft. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegewezen, omdat de gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank wijst de verzoeken van de Dienst Toeslagen om een lagere dwangsom af, en benadrukt dat het niet aan de rechtbank is om structurele oplossingen voor capaciteitsproblemen van de Dienst Toeslagen te bieden. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.