ECLI:NL:RBZWB:2024:5330
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beschikking
- mr. Borm
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van arbeidsovereenkomst op basis van opzegging door werknemer onder invloed van geestelijke stoornis
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, [verweerster] B.V. De werknemer had enkele dagen na indiensttreding haar arbeidsovereenkomst opgezegd, maar betwistte later de geldigheid van deze opzegging. De werknemer stelde dat zij in een paniektoestand verkeerde en dat haar opzegging daarom vernietigbaar was. De werkgever voerde aan dat hij gerechtvaardigd op het vertrouwen had dat de opzegging overeenstemde met de wil van de werknemer, aangezien deze een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring had afgelegd.
De procedure begon met een verzoekschrift van de werknemer, waarin zij vroeg om de opzegging te vernietigen en om doorbetaling van haar loon, evenals nakoming van re-integratieverplichtingen. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij dit buiten de wettelijke termijn had ingediend. De rechter benadrukte dat de werkgever er in beginsel op mocht vertrouwen dat de opzegging overeenstemde met de wil van de werknemer, en dat er geen reden was voor de werkgever om te twijfelen aan de opzegging. De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer af en stelde haar in de proceskosten aansprakelijk.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de werknemer als de werkgever in het geval van opzegging van een arbeidsovereenkomst, en de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met verklaringen van werknemers, vooral in situaties waarin geestelijke gezondheid een rol speelt. De kantonrechter concludeerde dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst per 18 januari 2024 geldig was en dat de werknemer de proceskosten moest vergoeden.