In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Eiseres had eerder een uitspraak van de rechtbank van 1 november 2023, waarin de Dienst Toeslagen werd opgedragen om binnen negen weken op het bezwaar te beslissen. Aangezien deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn heeft beslist en legt een termijn op van twee weken voor het nemen van een besluit. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd, met een maximum van € 37.500,-, omdat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft gehandeld. Eiseres krijgt gelijk, en de rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.