Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2024 in de zaken tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur,
de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid), de minister.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
De correctie voor de inkomstenbelasting 2017 bedraagt € 138.448.
Overige aangetroffen goederen
Behoudens bovenvermelde zaken betrekking hebbende op de opiumwet zijn tevens de volgende zaken aangetroffen:
valselijk en voorzien van de (duurdere) merknamen.
De correctie voor de inkomstenbelasting 2017 bedraagt € 72.755.
2014.2015 2016 2017 2018
€ -12.354 € - 16.929 € - 6.870 € 9.109 € -51.854
De correctie voor de inkomstenbelasting 2014 bedraagt € 15.000
2016.
Correctie MKB-winstvrijstelling 2016 bedraagt € 1.315 meer aftrek
Motivering
- de goederen die zijn aangetroffen in de loods niet (mede) aan belanghebbende toebehoren. Belanghebbende wijst erop dat de loods was onderverhuurd aan de heer [naam 4] ;
- nergens uit blijkt dat belanghebbende betrokken zou zijn geweest bij de productie van amfetamine. Belanghebbende wijst erop dat er in de loods niets is aangetroffen waaruit blijkt dat er ook amfetamine is geproduceerd;
- de inspecteur is uitgegaan van een te hoge (markt)waarde van de overige goederen. Belanghebbende wijst erop dat als hij deze goederen al heeft gekocht, deze – mede gelet op de grote hoeveelheid ervan – niet bestemd waren voor privégebruik maar voor de handel. Volgens belanghebbende moet daarom worden uitgegaan van (groot)handelsprijzen, die op maximaal 50% liggen van de door de inspecteur gehanteerde marktwaarde;
- sprake is van ondernemerschap ter zake van de handel waartoe de overige goederen behoorden, zodat belanghebbende recht heeft op zelfstandigenaftrek, startersaftrek en MKB-winstvrijstelling;
- de inspecteur ten onrechte geen rekening ermee heeft gehouden dat de overige goederen in beslag zijn genomen en zijn vernietigd, zonder dat daar een vergoeding tegenover heeft gestaan. Belanghebbende stelt dat sprake is van een aftrekbaar vermogensverlies;
- slechts de helft van de geschatte opbrengsten uit de gestelde productie en verkoop van amfetamine en van de geschatte inkomsten die moeten zijn verdiend om de overige goederen aan te schaffen aan belanghebbende kan worden toegerekend, omdat volgens de inspecteur ook zijn vader betrokken is geweest bij de activiteiten.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 en de bijbehorende boete- en belastingrentebeschikking;
- vernietigt de navorderingsaanslag Zvw 2014 en de bijbehorende belastingrentebeschikking;
- verklaart het beroep met zaaknummer 22/1699 ongegrond;
- verklaart het beroep met zaaknummer 22/1698 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar die betrekking heeft op de boete bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2017 en laat de uitspraken op bezwaar in het beroep met zaaknummer 22/1698 voor het overige in stand;
- vermindert de boete bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2017 tot € 16.000;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 545;
- veroordeelt de minister tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 455;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.078,15 aan proceskosten aan belanghebbende;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoedt, zijnde € 50.