In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 13 juni 2023 om aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft op 2 juli 2024 verweerder in gebreke gesteld, waarna verweerder op 3 juli 2024 de ingebrekestelling heeft ontvangen. Aangezien de beslistermijn is overschreden, bepaalt de rechtbank dat verweerder alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit moet nemen. De rechtbank stelt deze termijn vast op elf weken na verzending van de uitspraak, in plaats van de gebruikelijke twee weken, vanwege het grote aantal aanvragen dat door verweerder moet worden behandeld.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 437,50 moet betalen, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank ziet geen aanleiding om een lagere wegingsfactor toe te passen voor de proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande en openbaar gemaakt op 27 augustus 2024. Eiseres krijgt gelijk in haar beroep, en verweerder wordt opgedragen om binnen elf weken een besluit te nemen.