ECLI:NL:RBZWB:2024:7324
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toerekening van vermogen van een trust aan erfgenamen en vergrijpboeten bij onjuiste aangiften
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2024, wordt de toerekening van het vermogen van een trust aan de erfgenamen van de overleden vader van belanghebbende beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het vermogen van de trust, die door de vader is ingesteld, voor een vierde deel aan belanghebbende moet worden toegerekend op basis van artikel 2.14a van de Wet IB 2001. Belanghebbende, die als erfgenaam wordt beschouwd, heeft vergrijpboeten opgelegd gekregen wegens het niet correct aangeven van haar belastingplicht met betrekking tot de trust. De rechtbank concludeert dat de inspecteur niet heeft aangetoond dat belanghebbende zelf opzet of grove schuld kan worden verweten, aangezien de aangiften zijn ingediend door een deskundige adviseur. De vergrijpboeten worden daarom vernietigd. De rechtbank behandelt ook de navorderingsaanslagen over de jaren 2010 tot en met 2017, waarbij de inspecteur de belastingheffing heeft gebaseerd op het aandeel van belanghebbende in de trust. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht navorderingsaanslagen heeft opgelegd, maar dat de boetes onterecht zijn opgelegd. De rechtbank kent ook een schadevergoeding toe aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.