In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 7 juni 2023 voor aanvullende compensatie. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 19 juli 2024 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van acht weken als redelijk beschouwd vanwege het aantal aanvragen dat door de Dienst Toeslagen moet worden behandeld.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst erop dat de verzoeken van de Dienst Toeslagen om een lagere dwangsom niet worden gevolgd, en dat eiseres recht heeft op vergoeding van het griffierecht en proceskosten. De proceskostenvergoeding bedraagt € 437,50, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en er verder geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.