In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 6 oktober 2021 voor een herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 30 november 2022 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres vergoeden. De rechtbank wijst erop dat de termijn voor het nemen van een besluit is vastgesteld op acht weken na verzending van de uitspraak, en dat eiseres de mogelijkheid heeft om een zienswijze in te dienen tegen de vooraankondiging. De rechtbank benadrukt dat de overschrijding van de beslistermijn niet in lijn is met de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die in dit geval niet van toepassing zijn.