In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 november 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 12 juni 2023 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 3 september 2024 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen negen weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de ingebrekestelling op 3 september 2024 is ontvangen en er sindsdien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 437,50, omdat de gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank wijst erop dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.