In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Eiseres had eerder beroep ingesteld na een uitspraak van 3 januari 2024, waarin de rechtbank had bepaald dat de Dienst Toeslagen binnen zeven weken op het bezwaar moest beslissen. Aangezien deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt de Dienst Toeslagen een nieuwe beslistermijn op van twee weken na verzending van deze uitspraak, omdat de eerder gestelde termijn van zestig weken al was verstreken. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de Dienst Toeslagen in gebreke blijft. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 437,50 bedragen. De rechtbank benadrukt dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden en dat de uitspraak openbaar is gemaakt op www.rechtspraak.nl.