In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 17 oktober 2023. In die uitspraak staat dat verweerder binnen zeven weken moet beslissen op het bezwaar van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens haar niet heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een besluit heeft genomen op het bezwaar van eiseres. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit op bezwaar moet nemen.
Daarnaast wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt. De rechtbank ziet geen aanleiding om in afwijking van het landelijke beleid een lagere dwangsom op te leggen. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en openbaar gemaakt op 24 februari 2025. Eiseres krijgt gelijk, en verweerder moet het griffierecht van € 51,- aan eiseres vergoeden.