In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Eiseres had eerder een uitspraak van de rechtbank van 25 juli 2024 ontvangen, waarin de Dienst Toeslagen werd opgedragen om binnen zeven weken op het bezwaar te beslissen. Aangezien deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor haar proceskosten. De rechtbank bevestigt dat de Dienst Toeslagen de onder 5.4. genoemde termijn moet respecteren en dat er geen aanleiding is om een andere beslistermijn te bepalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.