ECLI:NL:RBZWB:2025:5082
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag afvalstoffenheffing door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de aanslag afvalstoffenheffing voor het tweede halfjaar van 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk had op 31 januari 2024 een aanslag van € 9,22 opgelegd, welke door de belanghebbende werd betwist. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 11 juli 2024. Tijdens de zitting op 2 juli 2025 zijn zowel de belanghebbende als de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig geweest.
De rechtbank concludeert dat de aanslag terecht is opgelegd, ondanks het verweer van de belanghebbende dat hij geen ingezetene is, omdat hij tijdelijk in Nederland verblijft als staatsburger van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië. De rechtbank stelt vast dat de Verordening afvalstoffenheffing 2023 van de gemeente Waalwijk bepaalt dat de gebruiker van een woning belastingplichtig is voor de afvalstoffenheffing, ongeacht het ingezetenschap. Aangezien de belanghebbende gebruiker is van de woning, is de aanslag terecht opgelegd. De rechtbank verwijst ook naar eerdere uitspraken ter ondersteuning van haar oordeel.
Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag gehandhaafd blijft. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 augustus 2025 en kan door partijen worden aangevochten via hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.