ECLI:NL:RBZWB:2025:5085
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing door belanghebbende
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 augustus 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 1 oktober 2024 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 31 mei 2024 aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing voor het jaar 2024 opgelegd aan de belanghebbende, die hiertegen bezwaar maakte. De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2025 behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de aanslagen terecht zijn opgelegd. De belanghebbende, die tijdelijk in Nederland verblijft als staatsburger van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië, stelt dat hij geen ingezetene is. De rechtbank oordeelt echter dat hij op 1 januari 2024 ingeschreven stond op een adres en gebruik maakte van woonruimte, waardoor hij als ingezetene wordt beschouwd. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die deze conclusie ondersteunen.
Daarnaast wordt de zuiveringsheffing beoordeeld, waarbij de rechtbank vaststelt dat deze heffing niet afhankelijk is van het ingezetenschap, maar van het gebruik van de woonruimte. Aangezien de belanghebbende gebruiker is van de woning, is de aanslag ook voor de zuiveringsheffing terecht opgelegd.
De rechtbank wijst het verzoek van de heffingsambtenaar om de belanghebbende te veroordelen in de proceskosten af, omdat het aanvechten van de aanslagen niet als kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht wordt beschouwd. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de aanslagen gehandhaafd blijven en de belanghebbende geen griffierecht of proceskosten vergoed krijgt.