In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld dat is ingesteld na een eerdere uitspraak van 31 januari 2024. In die uitspraak werd de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen tien weken te beslissen op het bezwaar van eiseres. Eiseres stelt nu dat de Dienst Toeslagen deze beslissing niet heeft genomen, wat aanleiding geeft tot het indienen van een beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn heeft beslist en bepaalt dat zij dit alsnog moet doen binnen twee weken na verzending van de uitspraak.
Daarnaast wordt er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de Dienst Toeslagen in gebreke blijft. De rechtbank wijst erop dat eiseres recht heeft op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in dit geval € 453,50 bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de Dienst Toeslagen op om binnen de gestelde termijn alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt het griffierecht aan eiseres vergoed.