In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Eiseres had eerder beroep ingesteld na een uitspraak van 5 april 2024, waarin de rechtbank de Dienst Toeslagen opdroeg om binnen tien weken op het bezwaar te beslissen. Aangezien deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, oordeelt de rechtbank dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank stelt vast dat de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn heeft beslist en legt een nieuwe beslistermijn op van twee weken na verzending van deze uitspraak. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de Dienst Toeslagen in gebreke blijft. Eiseres vraagt ook om een vergoeding van het griffierecht en proceskosten, welke de rechtbank toekent. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de hoogte van de verbeurde rechterlijke dwangsom, aangezien dit niet onder het bestuursrecht valt. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.