In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 16 september 2025, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende, woonachtig in Litouwen, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen Inkomstenbelasting (IB) voor de jaren 2014 tot en met 2018, opgelegd door de inspecteur. De rechtbank behandelt de vraag of de belanghebbende recht heeft op voorkoming van dubbele belasting op basis van artikel 15, derde lid, van het belastingverdrag met Zwitserland. De inspecteur heeft de aanslagen gehandhaafd, met uitzondering van de aanslag voor 2014, die deels gegrond is verklaard. De rechtbank concludeert dat de aanslagen en belastingrentebeschikkingen niet tot te hoge bedragen zijn vastgesteld en dat de belanghebbende geen recht heeft op voorkoming van dubbele belasting, aangezien hij in Nederland woonde en niet in Zwitserland heeft gewerkt. De rechtbank wijst het verzoek van de inspecteur om vergoeding van proceskosten af, omdat er geen sprake is van misbruik van procesrecht. De beroepen worden ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslagen en belastingrentebeschikkingen in stand blijven.