In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 25 september 2025, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De rechtbank oordeelt over de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2011 en 2012, waarbij de bezwaren van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en verklaart de bezwaren tegen de afwijzing van de verzoeken om ambtshalve vermindering ongegrond. Voor het belastingjaar 2013 wordt het beroep ongegrond verklaard, omdat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelt dat de verzoeken om ambtshalve vermindering voor de jaren 2011 en 2012 niet tijdig zijn ingediend, en dat de inspecteur niet verplicht is om belastingplichtigen op de termijn van vijf jaar te wijzen. Tevens wordt een schadevergoeding van € 1.000 toegekend aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de inspecteur het griffierecht moet vergoeden voor de gegronde beroepen en dat de proceskosten voor belanghebbende worden vergoed.