Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2025 in de zaak tussen
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
de Staat (Minister van Justitie en Veiligheid), de Minister.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
negatiefzal eindigen (de schulden overtreffen in zeer royale maten het actief). Het vermoedelijk totaal te realiseren actief komt zeker niet boven de € 10 miljoen uit en daarmee is er een nalatenschap met een saldo van ruim € 10 miljoen
negatief. En daarmee staat in mijn optiek tevens vast dat er géén grond voor het in stand houden van de aanslagen
erfbelastingdie zijn opgelegd aan de gezamenlijke erven van [erflater].”
Motivering
Conclusie en gevolgen
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslag erfbelasting en de heffingsrentebeschikking;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 1.957;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade van € 43;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 777 aan proceskosten aan belanghebbende.