ECLI:NL:RBZWB:2025:6807

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 24/6837 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

Deze uitspraak betreft de toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiser, die met ingang van 22 november 2023 een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,61% is toegekend. Eiser is het niet eens met deze vaststelling en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft beoordeeld of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht heeft vastgesteld op 61,61%. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiser niet zijn onderschat. Eiser heeft aangevoerd dat hij door bedlegerigheid geen benutbare mogelijkheden heeft, maar de rechtbank oordeelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden om bedlegerigheid aan te nemen. De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies beoordeeld en komt tot de conclusie dat deze functies geschikt zijn voor eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat er voor eiser niets verandert en dat hij geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6837 WIA

uitspraak van 8 oktober 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser,

gemachtigde: mr. A.C.F. Berkhof,
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

gemachtigde: [gemachtigde].

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiser met ingang van 22 november 2023 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,61%. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht aan eiser de
WIA-uitkering heeft toegekend.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser met ingang van 22 november 2023 terecht heeft vastgesteld op 61,61%
.Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
1.2
Onder 2 staan de feiten en omstandigheden vermeld die van belang zijn voor de beoordeling. Onder 3 staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Daarbij gaat de rechtbank in op de volgende vragen: zijn de beperkingen juist vastgesteld (medische beoordeling) en is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld (arbeidskundige beoordeling). Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Feiten en omstandigheden

2. Eiser is werkzaam geweest als Technisch commercieel medewerker voor 39,5 uur per week. Voor dat werk is hij op 24 november 2021 uitgevallen vanwege lichamelijke klachten. Na afloop van zijn arbeidsovereenkomst heeft het UWV aan eiser vanaf
2 december 2021 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend. Eiser heeft op
3 augustus 2023 een WIA-uitkering aangevraagd.

Procesverloop

3. Het UWV heeft met het besluit van 17 oktober 2023 (primaire besluit) aan eiser vanaf 22 november 2023 een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55,70%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Met het bestreden besluit van 16 augustus 2024 is het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Het UWV heeft besloten dat eiser met ingang van 22 november 2023 voor 61,61% arbeidsongeschikt is.
3.1
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.2
De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

4. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per
22 november 2023 voor 61,61% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Bij de beoordeling of het bestreden besluit juist is, is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1.
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en heeft eiser gesproken tijdens het spreekuur op 25 september 2023. De verzekeringsarts heeft als diagnoses een stemmingsstoornis en een hernia ter hoogte van L4 – L5 of L5 – S1 gesteld. Gesprekken met een psycholoog hebben niet tot een aanzienlijke verbetering geleid en de behandeling zal op korte termijn waarschijnlijk afgerond worden. De verzekeringsarts acht eiser op grond van de gestelde diagnose en de bevindingen bij de eigen onderzoek beperkt voor hogere psycho-mentale belasting in het algemeen. Verder is er sprake van meerdere herniaoperaties in het verleden, waarbij de laatste operatie in maart 2023 heeft plaatsgevonden. Eiser ondervindt nog klachten en beperkingen van die operatie. Eiser is beperkt voor langer lopen en staan en er geldt een beperking voor zwaardere belasting van de rug in het algemeen. Volgens de verzekeringsarts is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 25 september 2023.
In bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b het dossier – inclusief de door eiser in bezwaar ingediende medische informatie [1] – bestudeerd. De verzekeringsarts b&b heeft op
28 juni 2024 gerapporteerd. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft de verzekeringsarts terecht overwogen dat eiser niet op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is. De verzekeringsarts b&b neemt – onder verwijzing naar de in bezwaar ingediende informatie van de psycholoog – de beoordeelde stemmingsklachten als matige depressie over. De verzekeringsarts b&b overweegt verder dat de psycholoog van eiser cognitieve klachten benoemt, maar dat ernstige stoornissen in de concentratie en het geheugen niet zijn geobjectiveerd. Daarvan is op het spreekuur bij de verzekeringsarts ook niet gebleken. Eiser kan ook langere afstanden met de auto rijden. Uit het huisartsendossier komen evenmin ernstige stoornissen in de cognities naar voren. Voor wat betreft de lichamelijke beperkingen is er volgens de verzekeringsarts b&b, ondanks de behandeling en de verschillende operaties, nog sprake van resterende (mobiliteit)klachten. Eiser is overdag actief in lichtere activiteiten. Er is niet structureel sprake van terugkerende bedrust gedurende meerdere uren per dag en eiser volgt geen intensief revalidatieprogramma. Hij is beperkt voor zwaardere fysieke en mentale inspanningen. Uit de medische stukken volgen geen andere ernstige medische aandoeningen waaruit zou kunnen blijken dat de verzekeringsarts is uitgegaan van een onjuist ziektebeeld. De verzekeringsarts b&b neemt ook de door de verzekeringsarts gestelde beperkingen voor de rug en het persoonlijk en sociaal functioneren over om overmatige belasting te beperken, zowel fysiek (lopen, staan, tillen, dragen en frequent bukken) als mentaal (bovenmatige concentratie, deadlines, productiepieken, conflicthantering en leidinggeven). De FML van 25 september 2023 wordt dan ook niet aangepast.
5.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV primair aangevoerd dat hij door bedlegerigheid geen benutbare mogelijkheden heeft. Subsidiair stelt eiser dat zijn beperkingen zijn onderschat. Door de verschillende hernia’s lijdt hij aan een zeer uitgesproken discopathie: de tussenwervelschijven in de wervelkolom zijn verouderd en beschadigd en dat leidt tot ernstige pijn en stijfheid. Daarnaast heeft eiser te kampen met instabiliteit van de lage rug. Er zijn dagen dat eiser nauwelijks in staat is om te lopen of om rechtop te staan. Eiser verwijst hierbij naar de in beroep ingediende informatie van de neurochirurg. Door zijn beperkingen en de onvoorspelbaarheid daarvan is eiser gedwongen om bedrust te houden als de beperkingen zich laten gelden. Hij moet dan voor een langere tijd gaan liggen. Hij mist energie om langdurig uit bed te zijn en activiteiten te ontplooien.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek van de verzekeringsartsen van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit hun rapporten blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de psychische klachten en de rugklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
5.4.
Wanneer sprake is van bedlegerigheid, zoals eiser primair stelt, kan dat een omstandigheid zijn om geen benutbare mogelijkheden aan te nemen [2] . Voor de beoordeling van deze grond hanteert het UWV de richtlijn ‘Opname in Ziekenhuis of Instelling, Bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid en Onvermogen tot Persoonlijk en Sociaal Functioneren’ (richtlijn OPSF) van belang. In paragraaf 3.4.2 van de richtlijn OPSF is aangegeven dat uitgegaan wordt van bedlegerigheid als eiser door ziekte of gebrek gedwongen is het bed te houden, of als hij niet meer dan twee uur per etmaal uit bed kan zijn, of als hij alleen met begeleiding en/of onder toezicht buiten bed kan zijn. Deze richtlijn is in de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) aanvaard [3] . Eiser heeft ter zitting toegelicht dat circa twee tot drie keer per maand de situatie zich voordoet dat hij moet gaan liggen en dat dit de ene keer drie dagen duurt en de andere keer twee uur. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat niet is voldaan aan de voorwaarden om bedlegerigheid aan te nemen. De verzekeringsarts heeft dan ook terecht overwogen dat geen sprake is van bedlegerigheid. De primaire beroepsgrond slaagt daarom niet.
5.5.
Subsidiair stelt eiser dat het UWV zijn medische beperkingen heeft onderschat. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV in de beoordeling voldoende rekening gehouden met de beperkingen van eiser. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de door eiser overgelegde informatie van de psycholoog volgt dat er sprake is van een als matig van aard beoordeelde depressieve stoornis en dat eiser rekening probeert te houden met de adviezen om op te bouwen, maar dat hij soms geneigd is om over zijn grenzen te gaan. Verder volgt uit de rapportage van de verzekeringsarts dat het langdurig intensief vasthouden van de aandacht ten tijde van de beoordeling was verbeterd ten opzichte van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 24 november 2021. Op het moment van de beoordeling door de verzekeringsarts kon eiser ook weer langere autoritten maken en verricht eiser geregeld mantelzorg voor zowel zijn ouders als een kennis. De door de verzekeringsarts b&b in stand gelaten beperkingen voor persoonlijk en sociaal functioneren kan de rechtbank dan ook volgen. Voor wat betreft zijn lichamelijke beperkingen is eiser door de verzekeringsartsen beperkt voor zware fysieke belasting van met name zijn rug. Eiser heeft in beroep twee brieven van de neurochirurg overgelegd. De neurochirurg verwijst in de brief van 2 mei 2025 naar een uitgesproken invaliditeit, maar dat strookt niet met de door de verzekeringsarts bij eiser uitgevraagde dagactiviteiten. Eiser heeft daarover aangegeven dat hij overdag lichtere activiteiten verricht. Dat volgt ook uit de informatie van de psycholoog, het gegeven dat eiser voor meerdere personen mantelzorger is en dat hij voor de mantelzorg voor zijn ouders ook een lange afstand per auto dient af te leggen. Het is bovendien niet de specifieke deskundigheid van de neurochirurg om beperkingen voor arbeid vast te stellen. [4] De rechtbank kan de overwegingen van de verzekeringsarts b&b – dat de verzekeringsarts is uitgegaan van het juiste ziektebeeld en de vastgestelde beperkingen – dan ook volgen en laat dit in stand.
5.6.
Niet gebleken is dat in de FML van 25 september 2023 de psychische en fysieke beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: acquisiteur/verkoper (SBC-code 516180), receptionist (SBC-code 315120) en secretarieel medewerker (SBC-code 315030).
6.1.
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat de functies te zwaar zijn, omdat de aard van de werkzaamheden een hoger niveau van fysieke en mentale energie vereist dan eiser op kan brengen. Hij moet regelmatig rust nemen. De taken in de functies betreffen onder meer het langdurig zitten achter een bureau, het veelvuldig communiceren met klanten en collega’s en het verplaatsen naar andere locaties. De uitvoering van deze taken zorgt voor een verslechtering van zijn medische situatie. De geduide functies sluiten ook niet aan bij zijn bekwaamheden. Ter zitting heeft eiser bovendien nog toegelicht dat zijn beperkingen zich vaak op onvoorspelbare momenten laten gelden en dat werkhervatting in de geduide functies zal leiden tot een excessief verzuim.
6.2.
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.5-5.6 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. Het gaat er bij een beoordeling als in deze zaak om of de betreffende functies als algemeen geaccepteerde arbeid (in de zin van artikel 9, sub a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten) beschouwd kunnen worden. Eiser voldoet aan de opleidingseisen voor de geduide functies, omdat hij een mbo-opleiding niveau 4 volledig heeft doorlopen en enkele certificaten heeft behaald. In de resultaat functiebeoordeling zijn slechts een beperkt aantal signaleringen opgenomen en deze zijn voldoende gemotiveerd. Daarnaast geldt voor alle functies dat de zitbelasting onder de in de FML aangegeven maximale belastbaarheid zit. Eiser is daarnaast niet beperkt geacht voor communiceren met klanten en collega’s.
6.3.
Voor wat betreft de ter zitting nader toegelichte grond over de onvoorspelbaarheid van de uiting van de beperkingen overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 9, sub e, van het Schattingsbesluit is bepaald dat te verrichten arbeid buiten aanmerking blijft als een betrokkene zodanige kenmerken heeft dat tewerkstelling door een werkgever in redelijkheid niet verlangd kan worden. Eiser onderbouwt het beroep op deze grond door erop te wijzen dat hij de continuïteit van zijn belastbaarheid niet kan waarborgen en dat werkhervatting tot excessief ziekteverzuim zal leiden. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet op voorhand al vastgesteld worden dat, in geval van werkhervatting, excessief verzuim zal optreden. Bovendien wordt bij een te verwachten ziekteverzuim van circa 25% de grens van wat in redelijkheid nog van een werkgever kan worden verlangd niet overschreden. [5] . Aangezien eiser ter zitting heeft gesteld dat het gaat om een mogelijke uitval van twee tot drie keer per maand voor de duur van 2 uur tot 3 dagen wordt hier niet aan voldaan. Het is dan ook onvoldoende gesteld en gebleken dat eiser zodanige kenmerken heeft dat tewerkstelling door een werkgever in redelijkheid niet verlangd kan worden.
6.4.
De in overweging 6 genoemde functies mochten dus worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
7. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,61%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 22 november 2023 heeft vastgesteld op 61,61%
.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat er voor eiser niks verandert. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 8 oktober 2025 gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage wettelijk kader

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit)
Artikel 2, tweede lid, sub a, van het Schattingsbesluit bepaalt dat er geen arbeidsdeskundig onderzoek hoeft plaats te vinden in de periode waarin uit het onderzoek van de verzekeringsarts blijkt dat betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft. De afwezigheid van benutbare mogelijkheden wordt – volgens onder meer artikel 2, vijfde lid, sub b, van het Schattingsbesluit – aangenomen als betrokkene bedlegerig is.
De resterende verdiencapaciteit wordt aan de hand van een arbeidskundig onderzoek vastgesteld. Bij een dergelijk onderzoek wordt onder andere de algemeen geaccepteerde arbeid, waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen, in aanmerking genomen. Dit volgt uit artikel 9, sub a, van het Schattingsbesluit. In sub e van dit artikel is bepaald dat – als betrokkene zodanige kenmerken heeft dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd hem in bepaalde arbeid te werk te stellen – dit werk bij de in aanmerking te nemen arbeid buiten beschouwing blijft.
Richtlijn ‘Opname in Ziekenhuis of Instelling, Bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid en Onvermogen tot Persoonlijk en Sociaal Functioneren’ (richtlijn OPSF)
We gaan uit van bedlegerigheid als cliënt:
• door ziekte of gebrek gedwongen is het bed te houden of
• niet meer dan 2 uur per etmaal uit bed kan zijn of
• alleen met begeleiding en/of onder toezicht buiten bed kan zijn.

Voetnoten

1.Medische informatie van de revalidatiearts, de neurochirurg, de psycholoog en het huisartsendossier.
2.Artikel 2, tweede lid, sub a, in samenhang met artikel 2, vijfde lid, sub b, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit).
3.CRvB 3 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1393.
4.Vergelijk CRvB 22 februari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:336 en CRvB 25 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1226.
5.Bijvoorbeeld CRvB 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1505 en CRvB 24 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:450.