Deze uitspraak betreft de toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiser, die met ingang van 22 november 2023 een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,61% is toegekend. Eiser is het niet eens met deze vaststelling en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft beoordeeld of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht heeft vastgesteld op 61,61%. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiser niet zijn onderschat. Eiser heeft aangevoerd dat hij door bedlegerigheid geen benutbare mogelijkheden heeft, maar de rechtbank oordeelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden om bedlegerigheid aan te nemen. De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies beoordeeld en komt tot de conclusie dat deze functies geschikt zijn voor eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat er voor eiser niets verandert en dat hij geen proceskostenvergoeding ontvangt.