In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2025, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Dienst Toeslagen, die volgens eiseres niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar inzake de kinderopvangtoeslag. Eiseres had eerder een uitspraak van de rechtbank van 20 februari 2024, waarin de Dienst Toeslagen werd opgedragen om binnen negen weken op haar bezwaar te beslissen. Aangezien deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt de Dienst Toeslagen een termijn op van twee weken om alsnog een besluit te nemen op het bezwaar. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de termijn wordt overschreden. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 453,50 bedragen. De rechtbank benadrukt dat de Dienst Toeslagen zich aan de gestelde termijnen moet houden, en dat er geen aanleiding is om van het landelijke beleid af te wijken.