ECLI:NL:RBZWB:2025:7575

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
25/692
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering en bestuurlijke boete

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 5 november 2025, wordt de herziening en terugvordering van een bijstandsuitkering van eisers behandeld. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.J. Brosius, zijn het niet eens met de besluiten van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden, die hun bijstandsuitkering heeft herzien en een bestuurlijke boete heeft opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de Bevelanden de kasstortingen onterecht als inkomen heeft aangemerkt, waardoor het beroep van eisers gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en stelt het bedrag van de herziening en terugvordering vast op € 734,00, met een verlaagde boete van € 183,50. De rechtbank benadrukt dat de Bevelanden de inlichtingenplicht van eisers heeft geschonden door hen niet adequaat te informeren over hun verplichtingen. De uitspraak bevat ook een gedetailleerde beoordeling van de feiten en de juridische context, waaronder de relevante artikelen van de Participatiewet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/692 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van [*] in de zaak tussen

[eiseres] [eiser] , uit 's- [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. J.J. Brosius),
en
het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden(de Bevelanden).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de herziening, terugvordering van de bijstandsuitkering van eisers en de aan eisers opgelegde bestuurlijke boete. Eisers zijn het niet eens met deze besluiten en voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de Bevelanden de kasstortingen onterecht als inkomen heeft aangemerkt
.De bijschrijvingen door derden behoren wel tot het inkomen van eisers. Eisers krijgen dus deels gelijk. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Met het besluit van 1 juli 2024 (primair besluit I) heeft de Bevelanden het recht op bijstand op grond van de Participatiewet (PW) van eisers herzien over de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 mei 2024 en de ten onrechte verstrekte bijstandsuitkering ter hoogte van € 1.784,00 teruggevorderd. Met het besluit van 10 oktober 2024 (primair besluit II) heeft de Bevelanden tevens een bestuurlijke boete van € 892,00 aan eisers opgelegd. Met het bestreden besluit van 12 december 2024 heeft de Bevelanden het bezwaar van eisers tegen de herziening en terugvordering ongegrond verklaard. Het bezwaar tegen de boete is gedeeltelijk gegrond verklaard. Ter zitting heeft de Bevelanden toegelicht dat met dit laatste is bedoeld een verlaging van de boete naar € 446,-, conform het advies van de bezwaarschriftencommissie.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiseres] , [tolk] , de gemachtigde van eisers en [gemachtigde] als gemachtigde van de Bevelanden.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit
3. Eisers ontvangen vanaf 6 december 2023 een bijstandsuitkering naar de norm gehuwden. Daarvoor ontving [eiseres] (hierna: eiseres) een bijstandsuitkering naar de norm alleenstaande. Tijdens de beoordeling van de aanvraag om een gezamenlijke uitkering is gebleken dat er met regelmaat bij- en afschrijvingen op de rekening van [eiser] (hierna: eiser) te zien waren, maar de inkomensgrens werd hiermee niet overschreden. De Bevelanden heeft toentertijd vastgesteld dat op 31 mei 2024 een heronderzoek moet worden ingesteld.
3.1.
Bij het heronderzoek van 31 mei 2024 bleek dat er sprake is van diverse bijschrijvingen en kasstortingen op de bankrekeningen van eisers. Om die reden is op 18 juni 2024 een termijn aan eisers geboden om inhoudelijk te reageren op de diverse transacties. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de besluiten vermeld onder het kopje procesverloop.
3.2.
De BV stelt zich op het standpunt dat sprake is van middelen waarover eisers vrij kunnen beschikken. Eisers hadden deze bijschrijvingen en stortingen dan ook moeten melden. Door dat niet te doen hebben zij gehandeld in strijd met de inlichtingenplicht van artikel 17 van de PW. De ontvangen bedragen worden als inkomen beschouwd, waardoor recht op een lagere uitkering bestond. De ontvangen bedragen worden daarom teruggevorderd.
Het standpunt van eisers
4. Eisers stellen dat zij een bedrag van hun rekening opnemen, daar boodschappen van doen en vervolgens het bedrag dat overblijft weer terugstorten op de bankrekening. Ter zitting heeft eiseres nader toegelicht dat zij in december grote bedragen van de belastingdienst en de woningbouwvereniging gestort had gekregen, zij dit vervolgens had opgenomen en in januari wegens een tekort weer had teruggestort op haar rekening.
Eisers voeren verder aan dat sprake is van dringende redenen om van herziening dan wel terugvordering af te zien. Zij beheersen de Nederlandse taal slecht, zeker ten tijde van het intakegesprek. De Bevelanden heeft desondanks geen tolk ingeschakeld bij de uitleg van de verplichtingen tijdens het intakegesprek. Hierdoor heeft de Bevelanden een belangrijk aandeel in de ontstane situatie en is er geen sprake van schending althans niet van bewuste schending van de inlichtingenplicht. Eisers kan geen verwijt worden gemaakt. Gezien het voorgaande is tevens geen sprake van een boetewaardige gedraging, subsidiair ontbreekt alle schuld.
Heeft de Bevelanden de kasstortingen terecht als inkomen aangemerkt?
5. Een besluit tot herziening en terugvordering van een bijstandsuitkering is een voor betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstandsverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dit betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening en terugvordering is voldaan in beginsel op de Bevelanden rust.
5.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) worden kasstortingen en bijschrijvingen op een bankrekening van een bijstandsontvanger in beginsel beschouwd als in aanmerking te nemen middelen in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Participatiewet. Als deze betalingen een terugkerend of periodiek karakter hebben, door betrokkene kunnen worden aangewend voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten en zien op een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan, is sprake van inkomsten als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Participatiewet. [1]
5.2.
Eiseres heeft ter zitting met bankafschriften in de bank-app op haar telefoon aangetoond dat zij eind december 2023 grote bedragen heeft gepind. Zij heeft namelijk op 19 december € 400,00 opgenomen en zowel op 20 december als op 23 december € 500,00. In totaal komt dit neer op € 1.400,00. Uit deze bankafschriften blijkt ook dat in de voorafgaande dagen grote bedragen waren gestort door de Belastingdienst Toeslagen en de woningbouwvereniging. In de loop van januari en februari 2024 heeft ze een bedrag van totaal € 1.050,00 teruggestort op haar rekening. Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank met deze bankafschriften voldoende aannemelijk gemaakt dat deze stortingen afkomstig zijn van het in december opgenomen geld. De Bevelanden heeft de stortingen dan ook onterecht als inkomen aangemerkt. Deze beroepsgrond slaagt dus.
Heeft de Bevelanden de stortingen van derden terecht als inkomen aangemerkt?
6. Eisers voeren aan dat de op hun bankrekeningen gedane overschrijvingen (in totaal € 734,00) ten onrechte door de Bevelanden zijn aangemerkt als inkomen. Daartoe stellen eisers dat de overschrijvingen moeten worden gezien als giften. Zij ontvingen deze bedragen als cadeau van familie en vrienden voor het behalen van het inburgeringstraject door eiser.
6.1.
Volgens vaste rechtspraak moeten giften die betrekking hebben op kosten die in de algemene bijstand zijn begrepen als inkomen in aanmerking worden genomen. [2] Uit de omschrijving van de stortingen blijkt geen specifieke bestemming en eisers hebben ook niet op andere wijze aannemelijk gemaakt dat sprake was van een specifieke bestemming, waardoor het geld vrij besteedbaar was. Nu eisers deze bedragen direct en vrijelijk hebben kunnen aanwenden voor de kosten van het dagelijks levensonderhoud, heeft de Bevelanden deze bedragen als inkomen kunnen aanmerken. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Hebben eisers de inlichtingenplicht geschonden?
7. Doordat de bijschrijvingen van derden, zoals hiervoor is overwogen, aangemerkt kunnen worden als inkomen en het vast staat dat eisers deze bijschrijvingen niet uit eigen beweging hebben gemeld, hebben zij de inlichtingenplicht van artikel 17 van de PW geschonden.
Zijn er dringende redenen om af te zien van herziening en terugvordering?
8. Eisers stellen dat sprake is van dringende redenen of af te zien van herziening en terugvordering, omdat zij onvolledig geïnformeerd zijn bij de intake. Zij beheersen de Nederlandse taal beiden niet dan wel onvoldoende.
8.1.
Weliswaar had het, gezien de geringe Nederlandse taalbeheersing van eisers, aanbeveling verdiend om een tolk in te schakelen bij de intake, maar de Bevelanden heeft niet de verplichting om bijstandsgerechtigden in hun eigen taal te informeren over hun verplichtingen. [3] Het is ook de eigen verantwoordelijkheid van eisers om op de hoogte te raken van de benodigde informatie en de regels die gelden. In de toekenningsbeschikking is uitdrukkelijk vermeld dat bijschrijvingen als inkomen worden aangemerkt. Het is aan eisers om ervoor te zorgen dat zij deze beschikking kunnen begrijpen, eventueel door hulp van anderen in te schakelen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers voldoende geïnformeerd door de Bevelanden en kan de schending van de inlichtingenplicht hun worden aangerekend.
8.2.
De Bevelanden heeft het recht op bijstand van eisers terecht herzien en teruggevorderd voor zover het de bijschrijvingen van derden betreft van in totaal € 734,00. Gezien het voorgaande zijn er geen dringende redenen om hiervan af te zien. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Bestuurlijke boete
9. De rechtbank is van oordeel dat de Bevelanden voldoende heeft aangetoond dat eisers de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van de bijschrijvingen op hun bankrekeningen. Gelet op de gang van zaken is de Bevelanden terecht uitgegaan van verminderde verwijtbaarheid en is de boete dus terecht vastgesteld op 25%. Nu het bedrag van de terugvordering lager wordt, moet ook de boete worden verlaagd. In zoverre is het beroep dus ook gegrond.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat de kasstortingen ten onrechte zijn aangemerkt als inkomen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing. De rechtbank bepaalt het bedrag van de herziening en terugvordering op € 734,00 en de boete op € 183,50.
11. Omdat het beroep gegrond is moet de Bevelanden het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Die vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde wordt een punt toegekend voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde per punt van € 907,00. Ook voor de bezwaarfase worden twee punten toegekend, met een waarde per punt van € 647,00. Daarnaast dienen de reiskosten van eiseres van € 16,06 ook vergoed te worden. De vergoeding bedraagt in totaal € 3.124,06.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 12 december 2024;
  • verklaart het bezwaar tegen de besluiten van 1 juli 2024 en 10 oktober 2024 gegrond in die zin dat het bedrag van herziening en terugvordering wordt vastgesteld op € 734,00 en de boete op € 183,50;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
  • bepaalt dat de Bevelanden het griffierecht van € 53,- aan eisers moet vergoeden;
  • veroordeelt de Bevelanden tot betaling van € 3.124,06 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M.H. Meulensteen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet

Artikel 17, lid 1
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. […]
Artikel 18a
1. Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, […].
7. Het college kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
Artikel 31, lid 1
Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. […]
Artikel 32, lid 1
Onder inkomen wordt verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voor zover deze:
betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers, socialezekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet, dan wel naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen; en
betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
Artikel 54, lid 3, eerste volzin
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, […] heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Artikel 58, eerste lid
Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, […].

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4658 en de uitspraak van 9 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:799
2.zie de uitspraak van de CRvB van 17 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:818
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 25 februari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:337.