Op 18 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken van eiseres C.V. tegen de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De rechtbank beoordeelde de afwijzing van de aanvragen van eiseres voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW). Eiseres had aanvragen ingediend voor de NOW3, NOW5 en NOW6, maar de minister had deze afgewezen op basis van het feit dat eiseres minder dan 20% omzetverlies had geleden. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had gesteld dat eiseres geen recht had op de tegemoetkoming, omdat de referentie-omzet correct was vastgesteld op basis van de omzet in 2019. Eiseres voerde aan dat er een belangenafweging moest plaatsvinden, gezien de uitbreiding van haar personeel tijdens de coronaperiode. De rechtbank oordeelde echter dat de minister bij de vaststelling van de NOW-subsidies veel beslissingsruimte had en dat de regeling een generiek karakter had. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiseres ongegrond en oordeelde dat de minister het griffierecht aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden voor het verkrijgen van NOW-subsidies en de noodzaak voor werkgevers om aan de omzetverliescriteria te voldoen.