ECLI:NL:RBZWB:2025:8046

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
25/5519
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot schorsing van de sluiting van een woning wegens drugsoverlast

Op 18 november 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.J. Overwater, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Goes, dat de sluiting van zijn woning voor de duur van drie maanden behelst. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een politieonderzoek waarbij in de woning diverse wapens en aanzienlijke hoeveelheden drugs waren aangetroffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat de burgemeester onvoldoende had onderbouwd dat de sluiting noodzakelijk en evenwichtig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, waaronder zijn verslaving en de voorwaarden die aan zijn voorlopige hechtenis waren verbonden, niet voldoende waren meegewogen. De burgemeester werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan verzoeker, die in totaal € 1.814,- bedroegen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/5519
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 november 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[bewindvoerder] ,in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[verzoeker], uit [plaats] , verzoeker,
(gemachtigde: mr. E.J. Overwater),
en

De burgemeester van de gemeente Goes, de burgemeester.

Als derde partij heeft deelgenomen: Beveland Wonen.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 oktober 2025 (bestreden besluit) van de burgemeester tot sluiting van de woning aan [adres] voor de duur van drie maanden (twaalf weken). Verzoeker heeft de voorzieningenrechter op 3 november 2025 verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 november 2025 op zitting behandeld. Namens verzoeker was zijn gemachtigde aanwezig. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Namens de derde partij was niemand aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De feiten

Verzoeker woont aan [adres] . De derde partij is eigenaar van de woning.
Op 7 augustus 2025 heeft de politie de woning doorzocht. Uit een bestuurlijke rapportage van 11 augustus 2025 blijkt dat in de woning onder andere een luchtdrukpistool, pepperspray en alarmpistool zijn aangetroffen. Daarnaast zijn in de woning aangetroffen:
83,4 gram henneptoppen, 310 pillen MDMA (XTC), 88,6 gram ketamine, 34,1, 51 en 0,88 gram Alpha PVP (Flakka), 2,033 gram 2-MMC, 0,406 gram 4-CMC en 0,655 gram Cocaïne.
In de (tuin van de) woning zijn een gestolen scooter en twee gesloten Nederlandse kentekenplaten aangetroffen. Verzoeker is tijdens de doorzoeking aangehouden voor overtreding van de Wet Wapens en Munitie, het bezit van hard- en softdrugs en heling.
Uit een aanvullende bestuurlijke rapportage van 26 augustus 2025 blijkt dat daarnaast is aangetroffen: cash geld (€ 673,60), gripzakjes met cannabis en wit poeder, gripzakjes zonder inhoud en een weegschaaltje.
Op 12 augustus 2025 heeft de rechter-commissaris bevolen dat de voorlopige hechtenis van verzoeker is geschorst met onmiddellijke ingang. Verzoeker dient zich aan verschillende voorwaarden te houden.
In een brief van 23 september 2025 heeft de burgemeester aan verzoeker medegedeeld voornemens te zijn om de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Naar aanleiding van dat voornemen hebben verzoeker en zijn ouders een zienswijze ingediend.
Bij bestreden besluit heeft de burgemeester de woning voor de duur van drie maanden (twaalf weken) gesloten op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet (Opw). Uit het bestreden besluit blijkt dat die sluiting in zou gaan op 5 november 2025 (09:00 uur).
Verzoeker heeft op 3 november 2025 bezwaar tegen het besluit gemaakt en heeft de voorzieningenrechter op dezelfde dag verzocht om een voorlopige voorziening.
De burgemeester heeft telefonisch en op zitting aan de rechtbank medegedeeld dat gewacht wordt met het sluiten van de woning tot de uitspraak van de voorzieningenrechter, wanneer de zitting uiterlijk 14 november 2025 plaats zou vinden.

2. Spoedeisend belang

2.1
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval de beslissing op bezwaar – niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
2.2
Als gevolg van het bestreden besluit wordt de door verzoeker gehuurde woning gesloten voor de duur van drie maanden. Gelet op de aard van de zaak en het in geding zijnde huisrecht [1] van verzoeker is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gebleken van een spoedeisend belang bij behandeling van zijn verzoek om een voorlopige voorziening tot schorsing van het bestreden besluit.
3. Wettelijk kader
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Gronden verzoekster
4.1
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om het bestreden besluit te schorsen, tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaarschrift.
4.2
Verzoeker heeft aangevoerd dat de burgemeester de woning niet mocht sluiten, omdat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de woningsluiting onevenredig is. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft verzoeker aangevoerd dat er geen melding is gemaakt van ‘loop’ of andere druggerelateerde overlast. De meldingen van overlast die omwonenden hebben gedaan zijn uit 2024 en zien op geluidsoverlast. De rechter-commissaris heeft daarnaast verschillende voorwaarden gesteld in de strafzaak. Als verzoeker op straat komt te staan, worden de omstandigheden om aan de voorschriften te blijven voldoen zeer ongunstig. Ter zitting is daar namens verzoeker aan toegevoegd dat hij inmiddels hulpverlening krijgt van Emergis, die is afgestemd op zijn persoonlijke situatie en behoeften. De hulpverlening zal hem in zijn thuissituatie ondersteunen en zal de nodige stabiliteit bieden. Als hij zijn woning verliest, zal die hulpverlening moeilijker worden. Zonder woning is het voor verzoeker ook moeilijk om te werken aan zijn drugsverslaving en om zijn leven te beteren. Verzoeker kan niet terecht bij zijn ouders. Hij kan ook niet terecht bij het Witte Huis of het Leger des Heils, omdat bekend is dat drugsdealers weten dat daar kwetsbare personen verblijven. De personen die de drugs in de woning hebben achtergelaten zijn ook niet meer in de woning geweest, sinds verzoeker uit voorlopige hechtenis is. Verzoeker sluit verder niet uit dat zijn huurovereenkomst zal worden ontbonden als gevolg van de sluiting van de woning.
5. Beoordeling
5.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5.2
De burgemeester heeft twee bestuurlijke rapportages aan de sluiting ten grondslag gelegd. De bestuurlijke rapportages zijn opgemaakt op basis van op ambtseed opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen. De burgemeester mag, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen die daarin zijn neergelegd. Als die bevindingen worden betwist, zal hij moeten onderzoeken of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. [2]
5.3
De bevoegdheid van de burgemeester
5.3.1
De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opw bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
5.3.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opw bevoegd was om de woning te sluiten, omdat in de woning meer dan de handelshoeveelheid soft- en harddrugs is aangetroffen. Tussen partijen is verder niet in geschil dat in de woning hoeveelheden van meer dan 5 gram softdrugs en meer dan 0,5 gram harddrugs zijn aangetroffen. Bij die hoeveelheid mag er vanuit worden gegaan dat de aangetroffen hoeveelheid drugs bestemd is voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [3] De burgemeester was daarom bevoegd om de woning van verzoeker op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opw te sluiten.
5.4
Toepassing van de bevoegdheid
5.4.1
De burgemeester is niet verplicht de bevoegdheid van artikel 13b van de Opw te gebruiken. De burgemeester dient een belangenafweging te maken bij zijn beslissing of en op welke wijze hij van die bevoegdheid gebruik maakt.
5.4.2
De bevoegdheid tot het toepassen van artikel 13b, eerste lid, van de Opw is een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken. Als de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opw bevoegd is om in een concreet geval op te treden met een last onder bestuursdwang en hij overweegt om een woning te sluiten, dan zal hij moeten beoordelen of dat in de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd is, en zo ja, voor hoe lang. De burgemeester heeft daartoe de Beleidsnota artikel 13b Opiumwet Goes (hierna: Beleidsnota) vastgesteld. De burgemeester moet dat beleid in de regel toepassen en moet bezien of er grond bestaat om daarvan af te wijken. Steeds zal hij daarbij moeten beoordelen of zijn optreden in een concreet geval evenredig is. De burgemeester moet zich ervan vergewissen dat de sluiting van een woning en de duur ervan met het oog op de hiervoor genoemde doelen geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. [4]
5.4.3
De intensiteit van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt bepaald door onder meer de aard en de mate van de beleidsruimte van het bestuursorgaan, de aard en het gewicht van de met het besluit te dienen doelen en de aard van de betrokken belangen en de mate waarin deze door het besluit worden geraakt. Naarmate die belangen zwaarder wegen, de nadelige gevolgen van het besluit groter zijn of het besluit een grotere inbreuk maakt op fundamentele rechten, zal de toetsing intensiever zijn. Gelet op de forse inbreuk die een woningsluiting kan maken op grondrechten van de bewoners, zal deze toetsing bij woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet daarom doorgaans indringend zijn. [5]
5.4.4
Tussen partijen is niet in geschil dat de sluiting van een woning op zichzelf een geschikt middel is om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het (verder) voorkomen van de aanwezigheid van drugs in de woning en de overlast die dat met zich meebrengt. Tussen partijen is wel in geschil of de sluiting van de woning van verzoeker in dit specifieke geval noodzakelijk en evenwichtig is.
5.4.5
Bij de beoordeling of sluiting van een woning noodzakelijk is, is de vraag aan de orde of de burgemeester, gegeven zijn bevoegdheid om bestuursdwang uit te oefenen, met een minder ingrijpend middel had kunnen en dus ook moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Een minder ingrijpend middel dan woningsluiting is het opleggen van een last onder dwangsom of het geven van een waarschuwing. [6]
Toepassing van artikel 13b van de Opw is een herstelsanctie en strekt tot beëindiging van de overtreding van de Opiumwet, het beëindigen van de negatieve effecten van de overtreding en het voorkomen van herhaling van de overtreding. Herstel van de openbare orde is dus niet op zichzelf het doel van deze toepassing. Dit neemt niet weg dat een overtreding van de Opw, ook wanneer deze plaatsvindt in of vanuit een woning, gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en in meer of mindere mate gepaard gaat met verstoring van de openbare orde. Het ligt voor de hand dat de burgemeester die effecten op de omgeving betrekt in zijn beoordeling of het noodzakelijk is om over te gaan tot sluiting van een woning. Deze beoordeling moet plaatsvinden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. [7]
5.4.6
Als de conclusie is dat de burgemeester zijn beoogde doelen niet met een minder ingrijpend middel dan sluiting van de woning voor een bepaalde duur kan bereiken en een woningsluiting dus het aangewezen middel is, betekent dit nog niet dat hij hiertoe steeds mag overgaan. Daarvoor moet hij zich ervan vergewissen dat de sluiting in de gegeven omstandigheden ook evenwichtig is.
5.4.7
Bij de beoordeling van de evenwichtigheid moeten de voor bewoners nadelige gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de doelen die de burgemeester met de sluiting wil bereiken. Deze laatste houden doorgaans verband met de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk acht. Een sluiting met zware nadelige gevolgen voor de bewoners is niet per definitie onevenwichtig. Wel dient de burgemeester aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning - die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden neergelegde recht kan vormen - een zwaar gewicht toe te kennen bij beantwoording van de vraag of hij van zijn bevoegdheid gebruikmaakt.
5.4.8
Als de burgemeester tot de conclusie komt dat de nadelige gevolgen van een woningsluiting onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen, dient hij van sluiting af te zien. Afhankelijk van de concrete situatie zou de burgemeester dan nog kunnen kiezen voor een last onder dwangsom of een waarschuwing. [8]
5.4.9
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat de voor verzoeker nadelige gevolgen van de woningsluiting niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Meer specifiek heeft de burgemeester de noodzakelijkheid en evenwichtigheid van de sluiting van de woning onvoldoende kenbaar getoetst. Uit het bestreden besluit blijkt namelijk niet dat de burgemeester heeft meegewogen of in afwijking van de Beleidsnota volstaan kon worden met een minder ingrijpend middel dan de sluiting van een woning, zoals een last onder dwangsom. Ter zitting is namens de burgemeester toegelicht dat er gewerkt wordt aan aanpassing van de Beleidsnota en dat middelen als het opleggen van een dwangsom of het geven van een waarschuwing in het beleid zullen worden opgenomen. Dat wil naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet zeggen, mede gelet op de recente jurisprudentie van de Afdeling, dat de burgemeester het toepassen van deze mogelijkheden niet in zijn overwegingen kan betrekken. Artikel 4:84 van de Awb kent immers de mogelijkheid om (gemotiveerd) af te wijken van beleid.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van verzoeker voor de burgemeester aanleiding hadden moeten vormen voor een dergelijke nadere beoordeling. Uit de stukken en op zitting is gebleken dat verzoeker onder bewind staat, ADHD heeft, autisme heeft en ook verslaafd is aan drugs. De voorzieningenrechter acht voorstelbaar dat verzoeker daardoor moeite heeft met het overzien van zaken, beïnvloedbaar is en slecht zijn grenzen kan aangeven. De rechter-commissaris heeft daarnaast verschillende voorwaarden opgelegd waar verzoeker zich aan moet houden. Wanneer verzoeker dat niet doet, is er een grote kans dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven en moet verzoeker terug in voorlopige hechtenis. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat dergelijke voorwaarden kunnen waarborgen dat de woning niet opnieuw een rol zal vervullen in het drugscircuit en dat verzoeker niet opnieuw meer dan een handelshoeveelheid drugs in zijn woning aanwezig zal hebben. Verzoeker moet zich op grond van die voorwaarden namelijk melden bij Emergis verslavingsreclassering. Hij dient zich te laten diagnosticeren en behandelen door Forensische Zorg Zeeland en dient mee te werken aan ambulante begeleiding door Emergis MJD, Humanitas Homerun of een soortgelijke forensische hulpverleningsorganisatie. Hij dient ook mee te werken aan een controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. Op die manier is verzoeker verplicht om hulp te aanvaarden om te werken aan zijn verslaving en zijn leven op orde te krijgen. Op zitting heeft de gemachtigde van verzoeker toegelicht dat Emergis hem meerdere keren per week in zijn woning zal bezoeken. Uit de voorwaarden blijkt ook dat hij zich niet aan een strafbaar feit schuldig mag maken. De voorzieningenrechter heeft daarnaast in aanmerking genomen dat niet in geschil is dat de burgemeester nooit aan drugs gerelateerde (overlast)meldingen heeft ontvangen van omwonenden. Door verzoeker is verder onweersproken verklaard dat de mensen die de drugs in zijn woning hebben achtergelaten, niet meer terug zijn gekeerd in of bij de woning van verzoeker nadat hij uit voorlopige hechtenis is gekomen.
6. Conclusie
6.1
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit tot drie weken na verzending van de beslissing op bezwaar.
6.2
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Daarom krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

De beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit tot drie weken na verzending van het besluit op bezwaar;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoeker moet vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 18 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Wettelijk kader

Artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf: een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, of een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of een preparaat daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Voetnoten

1.Artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.ABRvS 13 augustus 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3817, r.o. 5.
3.ABRvS 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922, r.o. 7.1, ABRvS 26 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1284, r.o. 6.1; ABRvS 21 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:715, r.o. 5.2.2 en ABRvS 13 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4612, r.o. 13.
4.ABRvS 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922, r.o. 8.1 en 8.2.
5.ABRvS 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922, r.o. 8.2.
6.ABRvS 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922, r.o. 10.
7.ABRvS 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922, r.o. 10.1.
8.ABRvS 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922, r.o. 11, 11.1, 11.2 en 12.