In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 20 november 2023 voor aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden, aangezien eiseres op 22 november 2024 de Dienst Toeslagen in gebreke heeft gesteld, en er sindsdien geen besluit is genomen.
De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van negen weken als redelijk beschouwd, gezien het aantal aanvragen dat door verweerder moet worden behandeld. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 453,50 voor haar proceskosten, omdat de gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend en er geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden, en dat de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.