ECLI:NL:RVS:2022:1878
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
Op 4 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 11 april 2022 niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Ngasirin, heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 juni 2022, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de vreemdeling tevergeefs betoogde dat hij door een gebrek aan kosteloze rechtsbijstand in Duitsland geen daadwerkelijk rechtsmiddel had tegen een eventuele afwijzing van zijn asielaanvraag. De rechtbank had terecht overwogen dat de Procedurerichtlijn lidstaten de mogelijkheid biedt om geen kosteloze rechtsbijstand aan te bieden wanneer het beroep geen reële kans van slagen heeft. De vreemdeling kan in Duitsland procederen tegen een dergelijk besluit, en het betoog dat dit zou leiden tot het overschrijden van de beroepstermijn in de asielprocedure werd verworpen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de overige aangevoerde gronden van de vreemdeling ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.