ECLI:NL:CBB:2016:441
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.R. Winter
- H. Bolt
- A. Venekamp
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd wegens overtreding van de Meststoffenwet met betrekking tot de levering van drijfmest
In deze zaak heeft appellant, een agrarisch ondernemer, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel, die zijn beroep tegen een boete van € 45.000,- wegens overtreding van de Meststoffenwet (Msw) ongegrond verklaarde. De boete was opgelegd door de staatssecretaris van Economische Zaken op basis van een rapport van de Algemene Inspectiedienst (AID), waarin werd vastgesteld dat appellant in de periode van 27 mei 2009 tot en met 4 juni 2009 tien vrachten drijfmest had geleverd, wat leidde tot een overschrijding van de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat. Appellant betwistte de feiten en voerde aan dat hij slachtoffer was van mestdumping en dat de staatssecretaris ten onrechte had aangenomen dat de mest op zijn bedrijf was afgeleverd.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende bewijs had geleverd dat de mest op het bedrijf van appellant was aangeleverd, onder andere door gebruik te maken van GPS-gegevens. Appellant had niet aangetoond dat de mest was afgevoerd of opgeslagen, en de rechtbank oordeelde dat hij als afnemer van de mest een eigen verantwoordelijkheid had bij de naleving van de Msw. In hoger beroep bevestigde het College van Beroep voor het bedrijfsleven de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat appellant de Msw had overtreden. De rechtbank had ook terecht geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot matiging van de boete.
Het College concludeerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak niet was overschreden en dat de boete niet verder gematigd hoefde te worden. Het hoger beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.