In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een boete die was opgelegd aan een maatschap voor het overschrijden van de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen en de stikstofgebruiksnorm. De maatschap, die een melkveehouderij exploiteert, had in 2019 een derogatievergunning aangevraagd, waardoor zij meer stikstof uit dierlijke mest mocht gebruiken dan normaal toegestaan. Echter, na controle door de NVWA bleek dat de maatschap de gebruiksnormen had overschreden, wat leidde tot een boete van € 49.980,-. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de minister de regelgeving correct had toegepast, maar had ook geconstateerd dat er een motiveringsgebrek was in de hoogte van de boete. In hoger beroep betoogde de minister dat de rechtbank ten onrechte geen beslissing had genomen over de boete zelf, maar het College oordeelde dat de rechtbank dit wel had moeten doen. Het College vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de maatschap ongegrond, waarbij het de hoogte van de boete bevestigde. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij het opleggen van bestuurlijke boetes, vooral in het licht van de financiële draagkracht van de overtreder en de redelijke termijn van de procedure.