ECLI:NL:CRVB:2002:AE3413
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- T.L. de Vries
- A.B.J. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak gaat het om de weigering van de Sociale Verzekeringsbank om kinderbijslag te verstrekken voor de kinderen van gedaagde, die na het overlijden van hun moeder bij gedaagde zijn ondergebracht. De Sociale Verzekeringsbank handhaafde zijn besluit van 18 augustus 1998, waarin de kinderbijslag vanaf het derde kwartaal van 1998 werd geweigerd. Gedaagde had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep op 14 januari 2000 niet-ontvankelijk. Gedaagde heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de procedure heeft gedaagde een beschikking van het Gerechtshof overgelegd, waarin zij tot voogdes werd benoemd over een van de kinderen. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat het hoger beroep van de Sociale Verzekeringsbank zich richtte tegen de proceskostenveroordeling van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard, omdat gedaagde geen belang meer had bij een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit. De Raad oordeelde dat de proceskostenveroordeling niet in stand kon blijven, omdat gedaagde niet in het gelijk was gesteld met betrekking tot de weigering van kinderbijslag.
De Raad vernietigde de proceskostenveroordeling en bevestigde de uitspraak voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder proceskosten kunnen worden toegewezen. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, waarbij de voorzitter en twee leden betrokken waren, en werd openbaar uitgesproken op 24 april 2002.