ECLI:NL:CRVB:2013:1984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het opleggen van een eigen bijdrage voor een scootmobiel op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De appellant had bij besluit van 26 juni 2009 aanspraak gekregen op een scootmobiel in bruikleen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). In 2010 werd appellant geïnformeerd over een wijziging in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Ede 2010, waarbij het college een eigen bijdrage voor voorzieningen, waaronder de scootmobiel, zou gaan opleggen. Het college legde vervolgens een eigen bijdrage op per 1 januari 2011, wat door de rechtbank als rechtmatig werd beoordeeld.
De Raad overwoog dat het college de bevoegdheid heeft om een eigen bijdrage op te leggen, ook als dit niet gelijktijdig met de verlening van de aanspraak op de voorziening gebeurt. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen strijd was met het vertrouwensbeginsel of rechtsongelijkheid, aangezien de appellant tijdig was geïnformeerd over de wijziging en de eigen bijdrage. De Raad benadrukte dat de regeling van de eigen bijdrage in de Verordening niet in strijd is met de Wmo en dat de appellant niet kan stellen dat hij er ten opzichte van de Wet voorzieningen gehandicapten op achteruit mag gaan.
De Raad concludeerde dat de eigen bijdrage niet kan worden aangemerkt als een vergoeding voor de bruikleen, maar voortbouwt op de aanspraak die aan appellant is verleend. De beslissing van het college om een eigen bijdrage op te leggen werd bevestigd, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.