ECLI:NL:CRVB:2014:2661
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering persoonsgebonden budget in verband met agorafobie
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor Menzis van appellante, die lijdt aan agorafobie. Appellante had in 2010 een pgb van € 3.457,12 toegekend gekregen voor begeleiding, maar het Zorgkantoor stelde vast dat zij slechts € 724,50 had verantwoord. Het Zorgkantoor vorderde het resterende bedrag van € 2.498,07 terug, omdat de zorg die appellante had ingekocht niet onder de AWBZ-functie begeleiding viel, maar als behandeling moest worden gekwalificeerd. De rechtbank Groningen verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zittingen bleek dat appellante niet was verschenen, maar het Zorgkantoor was vertegenwoordigd door haar advocaat. De Raad oordeelde dat de zorg die door de zorgverlener werd verleend, gericht was op het herstel van de aandoening en niet op begeleiding zoals bedoeld in de AWBZ. De Raad concludeerde dat de activiteiten van de zorgverlener niet konden worden aangemerkt als ondersteuning bij of het oefenen van vaardigheden, en dat de kosten van behandeling niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen en het bedrag terug te vorderen.
De Raad benadrukte dat appellante niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Regeling subsidies AWBZ en dat het Zorgkantoor niet in een nadeliger positie mocht worden gebracht door het indienen van een bezwaarschrift. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.