ECLI:NL:CRVB:2015:2393
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet opgeven van werkzaamheden en hoogte van de boete
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellant, die vanaf 16 december 2008 bijstand ontving. De bijstand werd op verzoek van appellant overgemaakt naar de bankrekening van zijn stiefvader. Na een melding op 20 februari 2013 over de inkomsten van appellant, heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam onderzoek gedaan. Hieruit bleek dat appellant vanaf 5 december 2012 werkzaamheden had verricht en dat zijn inkomsten boven de bijstandsnorm uitkwamen. Op 16 juli 2013 heeft het college de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van € 6.321,01. Tevens werd appellant een boete opgelegd van € 6.330,- wegens het niet tijdig verstrekken van informatie over zijn inkomsten.
Appellant heeft een deel van de terugvordering, € 4.000,-, terugbetaald en heeft bezwaar aangetekend tegen de boete. Het college heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de boete verlaagd naar € 2.330,-. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij aanvoert dat hij tijdig heeft gemeld dat hij werk had gevonden en dat het college niet had moeten doorgaan met de bijstandsbetalingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de opgelegde boete niet proportioneel was, gezien de omstandigheden van de zaak. De Raad heeft vastgesteld dat de boete voor de periode tot 1 januari 2013 op € 280,- moest worden vastgesteld, en voor de periode van 1 januari 2013 tot 30 juni 2013 op € 776,65. Dit leidt tot een totaal boetebedrag van € 1.060,-, dat als evenredig wordt beschouwd. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep gegrond verklaard en de boete vastgesteld op € 1.060,-. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.