ECLI:NL:CRVB:2015:4251
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en nabetaling in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland. De appellant had op 11 september 2012 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, omdat de appellant als eigenaar van een auto werd beschouwd, wat hem boven de vermogensgrens plaatste. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing onterecht was voor de periode waarin de auto niet meer op naam van de appellant stond, namelijk van 22 oktober 2012 tot en met 21 maart 2013. De Raad oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht onderscheid had gemaakt tussen de periode waarin de auto op naam van de appellant stond en de periode daarna. De Raad vernietigde de beslissing van de voorzieningenrechter voor zover deze de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand had gelaten. Het college werd opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de overwegingen van de Raad. Het college had in een nader besluit de bijstand voor de periode van 22 oktober 2012 tot en met 21 maart 2013 alsnog toegekend, maar had deze ten onrechte beperkt tot die periode. De Raad oordeelde dat het college de toekenning van bijstand niet had gemotiveerd voor de periode na 21 maart 2013, waardoor de afwijzing niet in stand kon blijven. De Raad verklaarde het beroep tegen het nader besluit gegrond en vernietigde dit besluit voor zover de toekenning van bijstand was beperkt tot en met 21 maart 2013. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant.