ECLI:NL:CRVB:2016:2969
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Mede-terugvordering bijstand in verband met verzwegen gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de medeterugvordering van bijstandsuitkeringen aan [naam S] door het college van burgemeester en wethouders van Roermond. [naam S] ontving sinds 1986 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft de bijstand van [naam S] over een lange periode ingetrokken, omdat zij een gezamenlijke huishouding zou hebben gevoerd met appellant, zonder dit te melden. De rechtbank Limburg heeft eerder de besluiten van het college om de bijstand in te trekken en terug te vorderen ongegrond verklaard, maar het college heeft in hoger beroep de Raad gevraagd om deze besluiten te bevestigen. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de verklaringen van appellant en [naam S] tijdens verhoren. De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat appellant en [naam S] in de relevante periode een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep gegrond, waardoor het college opnieuw moet beslissen over de terugvordering van de bijstand.