ECLI:NL:CRVB:2016:4778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering WAO-uitkering wegens inkomsten uit hennepteelt en boeteoplegging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een WAO-uitkering van appellant, die inkomsten uit hennepteelt had ontvangen. Appellant was sinds 1988 in aanmerking voor een WAO-uitkering, maar in 2009 werd een hennepkwekerij op zijn adres aangetroffen. Tijdens een verhoor door de politie verklaarde appellant dat hij eigenaar was van de kwekerij en dat hij een deel van de opbrengst had ontvangen. Het Uwv stelde de WAO-uitkering op nihil en vorderde onverschuldigd betaalde uitkering terug. Appellant stelde dat hij enkel was veroordeeld voor het aanwezig hebben van hennep en niet voor hennepteelt, maar de Raad oordeelde dat de feiten voldoende aannemelijk maakten dat appellant inkomsten had genoten uit de hennepkwekerij. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard en niet-ontvankelijk verklaard voor een deel van de bezwaren. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het Uwv terecht de boete had opgelegd voor het niet melden van de inkomsten. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor de boete zwaarder is dan voor de terugvordering van de uitkering. De uitspraak bevestigt dat de schending van de inlichtingenverplichting door appellant tot benadeling van het Uwv heeft geleid, en dat de opgelegde boete passend was.