ECLI:NL:CRVB:2016:940
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie wegens onvoldoende re-integratie-activiteiten van werkgever
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de loonsanctie van 52 weken is gehandhaafd wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen van de werkgever. De werknemer, die als operator stansmachine werkte, was sinds 29 juli 2010 ziek gemeld vanwege rugklachten. De werkgever had in het kader van de re-integratie een WSW-indicatie aangevraagd en een deskundigenoordeel verkregen, waaruit bleek dat de re-integratie-inspanningen tot dat moment voldoende waren. Echter, het Uwv oordeelde dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, wat leidde tot de loonsanctie. De rechtbank bevestigde dit oordeel, waarbij werd overwogen dat de werkgever niet voldoende had gedaan om de werknemer in het tweede spoor van re-integratie te begeleiden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor re-integratie bij de werkgever ligt en dat deze niet enkel mocht vertrouwen op het deskundigenoordeel. De Raad concludeerde dat de werkgever tekortgeschoten was in haar re-integratieverplichtingen, vooral na de beëindiging van het revalidatietraject van de werknemer, en dat er geen deugdelijke grond was voor de tekortkomingen in de re-integratie-inspanningen.