ECLI:NL:CRVB:2017:2069
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor babyuitzet en kosten deurwaarder in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijzondere bijstand aan appellanten voor de kosten van een babyuitzet en de kosten van een deurwaarder. Appellanten, die in aanvulling op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering bijstand ontvingen, hebben op 9 oktober 2014 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een babyuitzet. Het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen heeft deze aanvraag op 3 november 2014 goedgekeurd, maar in de vorm van een lening van € 1.058,15. Daarnaast hebben appellanten op 22 oktober 2014 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een deurwaarder in verband met een betalingsachterstand bij zorgverzekeraar VGZ, maar deze aanvraag werd afgewezen. Het college stelde dat de kosten van de deurwaarder betrekking hadden op een schuldenlast, waarvoor geen bijstand kan worden verleend volgens artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet werk en bijstand (WWB).
De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen het besluit van het college gegrond verklaard, omdat zij niet in de gelegenheid waren gesteld om te worden gehoord. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de bijzondere bijstand voor de babyuitzet terecht in de vorm van een lening is verstrekt, omdat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het beleid rechtvaardigden. Ook de afwijzing van de aanvraag voor de kosten van de deurwaarder is terecht, omdat deze kosten verband hielden met een schuldenlast.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze is aangevochten en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan op 13 juni 2017.