Uitspraak
OVERWEGINGEN
22 juli 2011 en het besluit van 7 december 2011 ruim vier maanden zijn verstreken. Vastgesteld moet worden dat sprake is van een te lange behandelingsduur in de rechterlijke fase als geheel, nu deze in totaal vier jaar en ruim tien maanden heeft geduurd. De rechtbank heeft de haar toekomende behandelingsduur niet overschreden nu de behandeling bij de rechtbank, na de ontvangst van het beroepschrift op 16 januari 2012, zes maanden in beslag heeft genomen. De behandeling van het hoger beroep heeft vanaf de ontvangst door de Raad op 21 augustus 2012 van het beroepschrift tot de datum van de uitspraak vier jaar en twee maanden geduurd. Dit betekent dat de redelijke termijn als gevolg van de behandeling door de Raad met één jaar en drie maanden is overschreden. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 26 januari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009), is in beginsel een vergoeding van immateriële schade gepast van € 500,- per half jaar of een gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden. Hieruit volgt dat de Staat wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van drie maal € 500,-, in totaal € 1.500,-.