ECLI:NL:CRVB:2018:230
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm op bijstand van bij ouders inwonende zoon
In deze zaak gaat het om de toepassing van de kostendelersnorm op de bijstandsverlening aan een appellant die sinds 1 februari 2011 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). Appellant woonde bij zijn ouders en ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Het college van burgemeester en wethouders van Stein wijzigde de bijstandsnorm naar de kostendelersnorm, omdat appellant zijn woning deelde met zijn ouders. Appellant ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep tegen het besluit van het college ongegrond had verklaard. Hij voerde aan dat de kostendelersnorm hem discrimineert ten opzichte van andere woningdelers en dat deze norm in strijd is met zijn eigendomsrecht en internationale verdragen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de kostendelersnorm rechtmatig is en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder het bestaansminimum leeft. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de wetgever met de kostendelersnorm beoogde om rekening te houden met de voordelen van het delen van kosten in een gezamenlijke woning. De Raad concludeerde dat de toepassing van de kostendelersnorm niet leidt tot een onrechtmatige inbreuk op de rechten van appellant.